5. De beoordeling van het geschil in hoger beroep
5.1 Met haar stelling dat zij binnen besloten kring handelt, stelt Cocondo in wezen dat zij het wettelijk verbod van artikel 82 Wtk 1992 niet overtreedt omdat zij niet bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aantrekt, ter beschikking verkrijgt of ter beschikking heeft dan wel in enigerlei vorm bemiddelt ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden. Onderzocht moet dus in de eerste plaats worden of Cocondo wel of geen gelden van het publiek heeft aangetrokken of ter beschikking heeft verkregen.
5.2 De rechtbank heeft verwezen naar haar eerdere uitspraak van 31 januari 2006 (LJN AV1212), waarin zij heeft overwogen dat BFD Investment B.V. (hierna: BFD Investment) bedrijfsmatig krediet heeft aangetrokken buiten besloten kring van niet professionele marktpartijen. Daarmee heeft zij klaarblijkelijk tot uitdrukking willen brengen dat BFD Investment handelde in strijd met het verbod van artikel 82 Wtk 1992. Dit oordeel is door Cocondo in hoger beroep niet bestreden.
Vervolgens heeft de rechtbank in de aangevallen uitspraak onbetwist vastgesteld dat de terugbetalingsplicht betreffende de door BFD Investment aangetrokken gelden eerst via overeenkomsten tussen de schuldeisers en BFD Advies op deze laatste is overgegaan, en vervolgens, via driepartijenovereenkomsten tussen die schuldeisers, BFD Advies en Cocondo, op Cocondo is overgegaan.
5.3 Het College is van oordeel dat Cocondo, doordat zij als gevolg van bovengenoemde overeenkomsten is getreden in de plaats van BFD Investment wat betreft de relatie tot degenen van wie BFD Investment in strijd met het verbod van artikel 82 Wtk 1992 gelden heeft aangetrokken, zich zelf eveneens schuldig maakt aan overtreding van dit verbod.
5.4 Voor zover het verweer van Cocondo aldus moet worden verstaan dat als gevolg van de opeenvolgende transacties de gelden niet langer meer als van het publiek afkomstig kunnen worden beschouwd, aangezien Cocondo een coöperatie is die wordt gevormd door juist de personen van wie het geld oorspronkelijk is aangetrokken, zodat thans veeleer sprake is van een besloten kring, waarbij schuldeiser en schuldenaar ook nog een andere band met elkaar hebben dan die betreffende de opvorderbare gelden, wordt het volgende overwogen.
Indien al zou kunnen worden aanvaard dat van het publiek aangetrokken gelden dat karakter kunnen verliezen wanneer de crediteuren en de debiteur met elkaar in een besloten kring komen te verkeren, zal de situatie van Cocondo daar niet onder gerekend kunnen worden, reeds omdat de kernactiviteiten van Cocondo, te weten het financieel en facilitair ondersteunen van ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf, in essentie van financiële aard zijn, hetgeen ook blijkt uit de middelen waarmee zij haar doel tracht te bereiken, te weten het afsluiten van overeenkomsten van geldlening en het aangaan van samenwerkingsovereenkomsten. Artikel 82 Wtk 1992 beoogt bescherming te bieden aan de crediteur als verschaffer van vreemd vermogen. Een uitzondering op deze wettelijke bescherming zal niet snel kunnen worden aangenomen. In gelijke zin heeft DNB als de toezichthoudende autoriteit, haar beleid ontwikkeld, hetgeen blijkt uit de Beleidsregel. De daarin opgenomen uitzonderingen moeten strikt worden geïnterpreteerd. De ratio van het in dit verband toelaatbaar achten van transacties binnen een besloten kring is dat de beslotenheid van de kring bepaalde waarborgen met zich brengt, die zich echter slechts manifesteren in de mate waarop de Beleidsregel het oog heeft, indien de band tussen de personen die de kring vormen, primair is ingegeven door een ander dan financieel belang. Zoals DNB terecht naar voren heeft gebracht, verzet ook de omstandigheid dat Cocondo, zoals zij zelf ook stelt, is opgezet teneinde aan de in de Beleidsregel gestelde criteria te voldoen, zich ertegen een uitzondering op het wettelijk verbod aan te nemen.
5.5 Ten aanzien van het beroep van Cocondo op het gelijkheidsbeginsel overweegt het College als volgt. Reeds omdat Kennemerwind is opgericht met een niet financieel doel, namelijk het bevorderen van het gebruik van windenergie en andere vormen van duurzame energie, waartoe zij niet alleen windturbines opricht en in werking houdt, maar ook voorlichting over duurzame energie geeft, is haar situatie anders dan die van Cocondo. Zoals hiervoor al werd overwogen, heeft Cocondo juist wel een financieel doel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel dient derhalve te worden verworpen.
5.6 De conclusie is dat alle grieven falen en dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.7 Het College ziet geen aanleiding voor het veroordelen van een der partijen in de kosten van de procedure.