ECLI:NL:CBB:2008:BD5223
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake slachtpremie en registratie van runderen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvragen om slachtpremie voor runderen over het jaar 2003 zijn afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op een controle die op 3 maart 2003 op het bedrijf van appellant heeft plaatsgevonden, waaruit bleek dat appellant in zijn bedrijfsregister bij acht dieren niet de juiste eindbestemming had genoteerd. In plaats van het slachthuis D, had hij C als bestemming opgegeven. Dit was in strijd met de verplichtingen die voortvloeien uit de Europese regelgeving, met name artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97, die vereist dat de juiste eindbestemming van de dieren in het register wordt opgenomen.
De procedure begon met een bezwaar van appellant tegen het besluit van 10 september 2007, dat voortvloeide uit een eerder besluit van 22 juni 2004. Appellant voerde aan dat hij de juiste eindbestemming had genoteerd en dat de registratie niet onterecht was. Hij stelde dat de eigenaar van de dieren, C, de uiteindelijke bestemming bepaalde en dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de registratie van de eindbestemming. De Minister verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
Tijdens de zitting op 15 mei 2008 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, maar het College oordeelde dat de Minister terecht had gehandeld. Het College benadrukte dat appellant verantwoordelijk was voor de juiste registratie en dat de Europese regelgeving niet toestond dat hij de foutieve registratie herhaalde. Het College concludeerde dat de afwijzing van de slachtpremie op basis van de geconstateerde onregelmatigheden gerechtvaardigd was. Het beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.