5. De beoordeling van het geschil
5.1 Tussen partijen is in geschil of verweerder voor het jaar 2005 terecht zoogkoeienpremie heeft geweigerd voor appellants zoogkoeien met ID-codes *, ** en ***.
5.2 Ingevolge artikel 58, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 kan een dier waarvoor zoogkoeienpremie is aangevraagd binnen de aanhoudperiode worden vervangen zonder dat het recht op betaling van de aangevraagde premie verloren gaat. Ingevolge artikel 58, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 in verbinding met artikel 89 van de Regeling dient een vervanging van een dier waarvoor premie is aangevraagd binnen zeven dagen na de dag van vervanging aan verweerder te worden gemeld.
Aangezien appellant voor de zoogkoe met ID-code * op de 'Antwoordkaart vervanging/verplaatsing' (hierna: vervangingskaart) als vervangingsdatum 14 oktober 2005 heeft vermeld en verweerder deze kaart op 23 oktober 2005 heeft ontvangen, is de vervanging niet tijdig gemeld. Dat de vervangingskaart op 20 oktober 2005 is ondertekend, maakt dit niet anders. De dag van ontvangst door verweerder is immers bepalend. Aangezien appellant voor de zoogkoeien met ID-codes ** en *** op de vervangingskaarten als vervangingsdatum 4 november 2005 heeft vermeld en verweerder deze kaarten op 14 november 2005 heeft ontvangen, zijn ook deze vervangingen niet tijdig gemeld.
5.3 Appellant is van mening dat sprake is van een kennelijke fout in de vervangingskaarten die ingevolge artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 te allen tijde kan worden verbeterd.
Nog afgezien van de vraag of de melding van een vervanging van een zoogkoe als een correctie van de steunaanvraag als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004 dient te worden aangemerkt – ter zitting is ook nog gewezen op artikel 57, vierde lid, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 796/2004 – , kan het beroep van appellant op een kennelijke fout hem reeds niet baten, nu van een kennelijke fout in de vervangingskaarten geen sprake is. Uit de betreffende vervangingskaarten blijkt weliswaar dat de termijn van zeven dagen voor het melden van de vervanging van de drie zoogkoeien is overschreden, maar hieruit blijkt op geen enkele wijze dat de opgegeven vervangingsdata zelf onjuist zijn. Dat appellant binnen de in artikel 58, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 gestelde vervangingstermijn van twintig dagen ook een latere vervangingsdatum had kunnen kiezen, brengt niet mee dat de door hem opgegeven vervangingsdatum onjuist is en evenmin dat er een tegenstrijdigheid in de vervangingskaarten zit. Hierbij komt dat de vervangingsdata corresponderen met de data van afvoer van het bedrijf van de te vervangen zoogkoeien.
Het College overweegt voorts nog dat ook anderszins niet is gebleken van een verplichting voor verweerder om appellant in de gelegenheid te stellen de opgegeven vervangingsdata te wijzigen.
5.4 Voorzover appellant meent dat verweerder hem in zijn brief van 14 november 2005, waarbij is meegedeeld dat de melding van de vervanging van de zoogkoe met ID-code * is verwerkt, er direct op had moeten wijzen dat de melding te laat is geschied, hetgeen hem in staat zou hebben gesteld de andere twee vervangingen wel binnen de termijn van zeven dagen te melden, overweegt het College dat verweerder hiertoe niet verplicht was. Dat het appellant niet bekend was dat de vervanging binnen zeven dagen moet worden gemeld, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
5.5 De stelling van appellant dat de weigering van de zoogkoeienpremie voor de drie betreffende dieren niet in verhouding staat tot de gemaakte fout kan evenmin slagen. Verweerder was vanwege de te late vervangingsmelding verplicht de premieaanvraag voor deze drie dieren af te wijzen.
5.6 De conclusie is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
5.7 Het College ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.