ECLI:NL:CBB:2008:BD0189
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- W.E. Doolaard
- S.C. Stuldreher
- M.J. Kuiper
- Rechtspraak.nl
Uitleg van artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 in samenhang met artikel 2 onder r) en s) van Verordening (EG) nr. 2419/2001
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 april 2008, met zaaknummer AWB 07/57, wordt de uitleg van artikel 3 bis van Verordening (EG) nr. 795/2004 behandeld. De zaak betreft een beroep van appellant A, vertegenwoordigd door P.J. Houtsma, tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. C.E.B. Haazen. Appellant heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van 20 december 2006, waarin zijn toeslagrechten werden vastgesteld. Dit besluit volgde op een eerdere beslissing van 29 augustus 2006, waarbij appellant was uitgesloten van bijdragen voor runderen vanwege het aantreffen van verboden stoffen in de urine van zijn dieren. Appellant betwistte de uitsluiting en voerde aan dat deze niet permanent zou moeten zijn, verwijzend naar artikel 3 bis van de verordening.
Het College oordeelt dat de uitsluiting van appellant is gebaseerd op artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 en dat artikel 3 bis niet van toepassing is, omdat het specifiek betrekking heeft op kortingen en uitsluitingen die zijn opgelegd op grond van Verordening (EG) nr. 2419/2001. Het College concludeert dat de aan appellant opgelegde uitsluiting niet in strijd is met de Europese regelgeving en dat de sanctie van uitsluiting voor het jaar 2000 niet blijvende gevolgen mag hebben voor de berekening van zijn toeslagrechten. Het College besluit om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitleg van de relevante artikelen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige interpretatie van Europese verordeningen en de impact van sancties op de rechten van landbouwers. Het College stelt dat de uitsluiting van appellant niet mag leiden tot een blijvende negatieve invloed op zijn inkomen, en dat de regels omtrent overmacht en uitzonderlijke omstandigheden strikt moeten worden nageleefd.