5. De beoordeling van het geschil
5.1 In de uitspraak van 23 april 2007 (AWB 06/68) heeft het College vastgesteld dat verweerder niet heeft voldaan aan de hem in de uitspraak van 29 juni 2006 (AWB (AWB 05/812) verstrekte opdracht om met inachtneming van hetgeen in die uitspraak is overwogen, opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen. Verweerder diende alsnog de meitellinggegevens van de maatschap E over de jaren 1987 en 1988 over te leggen en die gegevens bij zijn besluit te betrekken.
Appellante heeft terecht opgemerkt dat verweerder aan het thans bestreden besluit niet de meitellinggegevens van de maatschap E over de jaren 1987 en 1988 ten grondslag heeft gelegd, maar de meitellinggegevens van appellante over die jaren.
Dit brengt mee dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit opnieuw op grond van artikel 3:2 Awb dient te worden vernietigd.
5.2 Het College ziet evenwel aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen in strand blijven en overweegt hiertoe als volgt.
5.2.1 Verweerder heeft desgevraagd bij brief van 12 oktober 2007 alsnog de meitellinggegevens van de maatschap E over 1987 en 1988 overgelegd. Blijkens die gegevens had de maatschap E in de jaren 1987 en 1988 respectievelijk 2.30 en 2.50 ha akkerland en respectievelijk 30.70 en 30.50 ha grasland in gebruik. Deze gegevens bieden aldus geen steun voor de opvatting dat de maatschap E in 1987 of 1988 een perceel lelies met een oppervlakte van 4.75 ha in gebruik heeft gehad.
5.2.2 Appellantes stelling dat bij verweerder onvoldoende deskundigheid aanwezig is om aan de hand van satellietbeelden het verschil tussen een perceel met lelies en een perceel met gras vast te stellen, kan evenmin slagen.
Verweerder maakt voor de beoordeling van satellietbeelden gebruik van de diensten van GeoRas, een door de Europese autoriteiten gecertificeerd bedrijf dat de door de Europese Commissie beschikbaar gestelde satellietbeelden volgens vaste procedures interpreteert. Bij brieven van 13 juli 2006 en 11 oktober 2006 is drs. M. Honig van GeoRas uitvoerig op het door appellante overgelegde kaartmateriaal en op de standpunten van appellante ingegaan en heeft hij de interpretatie van de satellietbeelden uit 1987 en 1988 van perceel 9 gemotiveerd gehandhaafd. De enkele omstandigheid dat appellante zich niet kan vinden in die interpretatie, is onvoldoende om aan het oordeel van de deskundige te twijfelen. Het College neemt hierbij in aanmerking dat appellantes stelling niet is gebaseerd op het oordeel van een op het terrein van de teledetectie ingevoerde deskundige.
5.2.3 Nu op basis van het teledetectieonderzoek door GeoRas niet kan worden vastgesteld dat perceel 9 op 31 december 1991 anders dan als blijvend grasland in gebruik was en appellante de premiewaardigheid van het perceel niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt, komt het College tot de slotsom dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat 1.79 ha van perceel 9 niet als geconstateerde oppervlakte kan worden aangemerkt. Omdat het verschil tussen de opgegeven en geconstateerde oppervlakte groter was dan 20% van de geconstateerde oppervlakte, was verweerder op grond van artikel 32, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 verplicht de aanvraag akkerbouwsteun 2004 van appellante af te wijzen.
5.3 Het College acht ten slotte termen aanwezig om verweerder met toepassing van artikel
8:75 Awb te veroordelen in de door appellante gemaakte kosten voor rechtsbijstand ten bedrage van € 644.--.