3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag om stierenpremie gehandhaafd en het uitsluitingsbedrag verlaagd tot € 3.132,--. Hiertoe heeft verweerder, samengevat, het volgende overwogen.
Tijdens de fysieke controle op 20 oktober 2005 en 21 oktober 2005 heeft de controleur van de AID geconstateerd dat appellante geen bedrijfsregister voor runderen kon tonen. Pas op 1 november 2005 was appellante in staat een handmatig ingevuld bedrijfsregister te tonen.
In bezwaar heeft appellante aangegeven dat zij op 21 oktober 2005 vanwege een verhuizing geen bedrijfsregister kon tonen. Aldus staat vast dat appellante ten tijde van de fysieke controle op 21 oktober 2005 geen bedrijfsregister voor runderen kon tonen. Daarmee is niet voldaan aan Verordening (EG) nr. 1760/2000 en ook niet aan artikel 19 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2003. Dat appellante pas op 1 november 2006, dus na de eerste controles, alsnog het bedrijfsregister heeft kunnen tonen, doet niet af aan de constatering die op de dag van de controles is gedaan ten aanzien van het register. Voor de beoordeling of ten tijde van de controle een bedrijfsregister is aangetroffen, is het moment van het controlebezoek bepalend. Een doelmatige opsporing van de dieren en diergegevens moet ten tijde van de controle mogelijk zijn. Een verhuizing kan niet worden gezien als een omstandigheid waardoor appellante niet in staat zou zijn om aan de voorgeschreven verplichting te voldoen. Indien het bedrijfsregister zich niet op het bedrijf bevindt, is het appellantes eigen verantwoordelijkheid dat zij dit ter plekke bij de controle kan laten zien.
Het ontbreken van het bedrijfsregister levert een ernstige inbreuk op de voorschriften inzake identificatie en registratie op, omdat daardoor het in de Verordening (EG) nr. 3508/1992 bedoelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem niet kan functioneren en een doeltreffend beheer van de communautaire steunregelingen onmogelijk wordt. Een dergelijke situatie moet worden uitgelegd als een verhindering door het bedrijfshoofd van een controle ter plaatse, waartoe wordt verwezen naar een uitspraak van het College van 18 maart 2005 (AWB 04/372, <www.rechtspraak.nl>, LJN AT1731). De aanvraag waarop de fysieke controle betrekking heeft, diende aldus te worden afgewezen op grond van artikel 23, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004.
Ten aanzien van de opgelegde sanctie stelt verweerder dat de 25 mannelijke runderen waarvoor appellante premie heeft aangevraagd, gelet op het ontbreken van het bedrijfsregister ten tijde van de controle, op dat moment niet eenvoudig en doelmatig konden worden gecontroleerd en derhalve onregelmatig waren. Hieruit volgt dat er in het premiejaar 2005 voor 25 runderen niet aan de voorwaarden is voldaan, waardoor deze runderen als niet geconstateerd moeten worden beschouwd.
Het afwijkingspercentage wordt berekend over de geconstateerde dieren die er in het geval van appellante niet zijn. Op grond van artikel 59, derde lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 bedraagt het afwijkingspercentage 100.
Dit percentage is hoger dan 20, waardoor gelet op artikel 59, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 796/2004 de aanvraag geweigerd diende te worden. Het percentage is tevens hoger dan 50 waardoor verweerder terecht tot uitsluiting van premie heeft besloten. In de beslissing van 20 oktober 2006 is echter abusievelijk uitgegaan van het nominale bedrag per dier in plaats van het reële premiebedrag per dier. Het uitsluitingsbedrag wordt derhalve gewijzigd van € 5.250,-- naar € 3.132,--.
De uitkering van premies op grond van de Regeling is gebaseerd op communautaire regels van de Europese Unie. Hierin wordt niet toegestaan dat verweerder afwijkt van het sanctiestelsel zoals dat is vastgelegd in de Verordeningen. Verweerder heeft bij de uitvoering van deze regelgeving derhalve niet de bevoegdheid een andere beslissing te nemen, dan die is voorgeschreven in de genoemde regelgeving. In de Europese regelgeving is rekening gehouden met de proportionaliteit. Dit betekent dat de hoogte van de sanctie afhankelijk is van de ernst van de onregelmatigheid en het aantal dieren waarbij onregelmatigheden is vastgesteld.
Van een landbouwer die premie aanvraagt, mag worden verwacht dat deze op de hoogte is van de aan de aanvraag verbonden voorwaarden. Met het ondertekenen van de verschillende premieaanvragen heeft appellante verklaard kennis te hebben genomen van en in te stemmen met de voorwaarden en verplichtingen zoals vermeld in de Regeling en heeft zij verklaard bekend te zijn met de communautaire regelgeving. Een beroep op onbekendheid met een voorwaarde uit de Regeling en de verordeningen kan alleen daarom al niet slagen.