5. De beoordeling van het geschil
5.1 Vaststaat en tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijfsregister, dat appellant ten tijde van de controle ter plaatse op 29 oktober 2004 aan de controleur heeft getoond, geen afvoergegevens van de in 2004 geslachte kalveren bevatte. Daarmee voldeed het getoonde bedrijfsregister niet aan het vereiste van artikel 8, aanhef en onder c, van Verordening (EG) nr. 911/2004, de opvolger van artikel 8, aanhef en onder c, van Verordening (EG) nr. 2629/97.
Het College is evenmin gebleken dat appellant over een ander stuk beschikte op grond waarvan in één oogopslag de vereiste gegevens konden worden beoordeeld. Dat wellicht op basis van diverse stukken de vereiste gegevens hadden kunnen worden afgeleid, zoals appellant meent, betekent niet dat aan het door verweerder gehanteerde één oogopslag criterium was voldaan.
5.2 Dat de controleur de controle ook had kunnen uitvoeren door het bedrijfsregister met aanvoergegevens te combineren met de slachtlijsten van de kalveren, zoals appellant heeft aangevoerd, kan, wat hiervan overigens ook zij, niet afdoen aan het oordeel dat niet is voldaan aan het vereiste dat het bedrijfsregister afvoergegevens dient te bevatten.
5.3 Appellant heeft gesteld dat er wel een bedrijfsregister met de benodigde gegevens op zijn bedrijf aanwezig was en dat zijn contactpersoon C het daags na de controle ook direct kon pakken. Deze stelling kan appellant evenwel niet baten. Ingevolge artikel 7, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 moet het bedrijfsregister te allen tijde ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit die op haar verzoek inzage krijgt. Dit brengt mee dat appellant het bedrijfsregister met de afvoergegevens tijdens de controle had moeten tonen, hetgeen niet is gebeurd.
5.4 Appellants opvatting dat de controleur hem in de gelegenheid had moeten stellen het vereiste bedrijfsregister toe te laten faxen door de contractgever, deelt het College niet. Het is de plicht en verantwoordelijkheid van de houder van dieren om op eerste verzoek een volledig ingevuld bedrijfsregister te tonen. Van een verplichting voor de controleur om de houder in de gelegenheid te stellen ervoor te zorgen dat er tijdens de controle een bedrijfsregister beschikbaar komt als dit op eerste verzoek niet kan worden getoond, kan geen sprake zijn.
Voorzover het beroep van appellant op de zaak E als een beroep op het gelijkheidsbeginsel moet worden aangemerkt, kan dit beroep reeds niet slagen, omdat van gelijke gevallen geen sprake is. E heeft ter zitting verklaard dat hij zelf de controleur heeft gevraagd of hij de benodigde gegevens alsnog mocht laten faxen, waarmee de controleur kennelijk heeft ingestemd. Gesteld noch gebleken is dat ook appellant hierom heeft verzocht.
5.5 Appellants stelling dat hij te laat van de controle op de hoogte is gesteld en daarom geen tijd meer had de vereiste stukken te zoeken, kan hem evenmin baten. Ingevolge artikel 17, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 dienen controles ter plaatse onverwachts te worden uitgevoerd en mogen zij worden aangekondigd, doch slechts zolang van tevoren als strikt noodzakelijk is en voorzover het doel van de controle daardoor niet in gevaar komt. Nu aldus voor de rechtmatigheid van een controle ter plaatse niet vereist is dat deze vooraf wordt aangekondigd, kan van een te late aankondiging van de controle geen sprake zijn.
5.6 Voor een hercontrole, zoals door appellant bepleit, is geen grond. De bevindingen van de controle op 29 oktober 2004 zijn immers bepalend. Er is op basis van het door de controleur opgestelde en door appellant ondertekende rapport alsmede de aanvulling van de controleur van 15 november 2005, geen grond om aan de juistheid van die bevindingen te twijfelen. Ook overigens is niet gebleken dat de bevindingen niet aan het bestreden besluit ten grondslag hadden mogen worden gelegd.
5.7 Gelet op het vorenstaande konden de geslachte kalveren niet als geconstateerd dier in de zin van artikel 2, onder e, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 worden aangemerkt en was verweerder verplicht appellants slachtpremieaanvragen voor 2004 op grond van artikel 38, tweede en derde lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 af te wijzen.
5.9 Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb.