ECLI:NL:CBB:2007:BC2462

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/695
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing handhaving vergunning speelautomatenhal

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Lanaut Automaten B.V. en de burgemeester van Culemborg, met als onderwerp de vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal. Lanaut had een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen Amutron B.V., die volgens Lanaut zonder rechtsgeldige vergunning een speelautomatenhal exploiteerde. De burgemeester had eerder een verzoek van Lanaut om handhaving afgewezen en dit besluit was door Lanaut bestreden.

Het proces begon met een besluit van de burgemeester op 16 mei 2006, waarin het verzoek van Lanaut om handhaving werd afgewezen. Dit besluit werd later door de burgemeester bevestigd in een besluit van 3 augustus 2006, waartegen Lanaut beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 september 2007 hebben de gemachtigden van beide partijen hun standpunten toegelicht.

De kern van het geschil draaide om de geldigheid van de vergunning die aan Amutron was verleend. Lanaut betoogde dat de vergunning, die op 1 januari 2005 was verlopen, niet met terugwerkende kracht kon worden verlengd. Het College oordeelde echter dat er geen wettelijke belemmeringen waren voor een dergelijke verlenging en dat er op het moment van de afwijzing van het handhavingsverzoek sprake was van een geldige vergunning.

Het College concludeerde dat er geen grond was voor handhavend optreden en verklaarde het beroep van Lanaut ongegrond. Er werden geen proceskosten aan de zijde van de partijen toegewezen, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten moest dragen.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 06/695 19 december 2007
29020 Wet op de kansspelen
Vergunning speelautomatenhal
Uitspraak in de zaak van:
Lanaut Automaten B.V., te ’s-Hertogenbosch (hierna Lanaut),
gemachtigde: mr. A.H.M. Smits, advocaat te Rosmalen,
tegen
de burgemeester van Culemborg, verweerder,
gemachtigde: mr. M.J. de Groot, advocaat te Rotterdam,
waaraan voorts als partij deelneemt:
Amutron B.V., te Waalwijk (hierna: Amutron),
gemachtigde: mr. J.L. Vissers, advocaat te ‘s-Hertogenbosch.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2006 heeft verweerder afwijzend beslist op een verzoek van Lanaut van 7 mei 2006 om handhavend op te treden tegen Amutron wegens het zonder rechtsgeldige vergunning exploiteren van een speelautomatenhal in het pand A-straat in B.
Bij besluit van 3 augustus 2006 heeft verweerder het hiertegen gericht bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft Lanaut bij brief van 12 september 2006, bij het College binnengekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 9 november 2006, aangevuld bij brief van 8 augustus 2007, heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 25 januari 2007 heeft Amutron een schriftelijke uiteenzetting over de zaak gegeven.
Op 12 september 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waar de gemachtigden van partijen hun standpunten hebben toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Bij besluit van 11 december 2003 heeft verweerder aan Amutron op grond van de Wet op de kansspelen vergunning verleend voor het exploiteren van een kansspelautomatenhal in het pand A-straat te B tot en met 1 januari 2005. Bij besluit van 23 juni 2005 heeft verweerder deze vergunning verlengd met ingang van 1 januari 2005. Lanaut is van mening dat een vergunning die is geëxpireerd, niet met terugwerkende kracht kan worden verlengd. Op grond hiervan concludeert Lanaut dat Amutron sinds de opening van de speelautomatenhal op 5 mei 2006 de hal exploiteert zonder rechtsgeldige vergunning. Om die reden heeft Lanaut verweerder op 7 mei 2006 verzocht om handhavend op te treden. Verweerder heeft afwijzend beslist op dit verzoek en bij het bestreden besluit de tegen deze afwijzing gerichte bezwaren ongegrond verklaard.
2.2 Het College ziet geen grond voor het oordeel dat het enkele feit dat de geldigheidsduur van de bij besluit van 11 december 2003 aan Amutron verleende vergunning op 1 januari 2005 was verstreken, aan het verlengen van deze vergunning met ingang van laatstgenoemde datum, waartoe verweerder op 23 juni 2005 heeft besloten, in de weg staat. Aan de toepasselijke wet- en regelgeving zijn geen argumenten te ontlenen die zich tegen een dergelijke verlenging met terugwerkende kracht verzetten.
Nu ten tijde van het verzoek om handhavend op te treden, het daarop genomen afwijzende besluit van 16 mei 2006 en het thans bestreden besluit van 3 augustus 2006, waarbij de bezwaren tegen genoemde afwijzing ongegrond zijn verklaard, uit hoofde van het verlengingsbesluit van 23 juni 2005 sprake was van een vigerende vergunning, bestond voor verweerder destijds geen grond voor handhavend optreden.
2.3 Dit leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. C. Cusell, mr. E.J.M. Heijs en mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2007.
w.g. H.C. Cusell w.g. I.C. Hof