ECLI:NL:CBB:2007:BC1600
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- E.J.M. Heijs
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- Rechtspraak.nl
EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen en de definitie van blijvend grasland
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2007 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. L.C. Commandeur. Het geschil betreft de afwijzing van een aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2003, waarbij verweerder de maïspercelen van appellant als niet geconstateerd heeft aangemerkt, omdat deze niet voldeden aan de definitie van akkerland. Appellant heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 februari 2006, waarin verweerder opnieuw op het bezwaar van appellant heeft beslist. De kern van het geschil draait om de vraag of perceel 19 in de referentiejaren als blijvend grasland kan worden aangemerkt, dan wel als kunstweide, en of dit van invloed is op de toekenning van de steun.
De uitspraak van het College volgt op een eerdere uitspraak van 30 november 2005, waarin het College de stellingen van appellant inzake het satellietbeeld en de status van perceel 19 heeft verworpen, maar de beslissing op bezwaar heeft vernietigd. In de huidige procedure heeft het College de grieven van appellant herhaald, waarbij hij stelt dat perceel 19 als kunstweide is aangemerkt en dat dit de status van blijvend grasland heeft beïnvloed. Het College heeft vastgesteld dat de term kunstweide gelijkgesteld wordt met tijdelijk grasland en dat de definitie van blijvend grasland in de relevante verordeningen van toepassing is.
Het College heeft geconcludeerd dat de stelling van appellant dat perceel 19 als kunstweide is gebruikt, geen invloed heeft op de beoordeling van de status van het perceel in de referentieperiode. De uitspraak benadrukt dat de fysieke status van het perceel in de referentieperiode bepalend is voor de kwalificatie als akkerland. Het College heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, omdat er geen bewijs is geleverd dat de conclusies van verweerder onjuist zijn. De beslissing van het College is dat de aanvraag voor akkerbouwsteun niet kan worden toegewezen, omdat het perceel niet voldoet aan de vereisten voor blijvend grasland.