ECLI:NL:CBB:2007:BC1599

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/200
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing EG-steunverlening akkerbouwgewassen

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 19 december 2007, staat de ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante, een maatschap, centraal. Appellante had een aanvraag ingediend voor EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen, welke door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 21 januari 2004 werd afgewezen. De appellante kreeg bovendien een uitsluitingbedrag opgelegd van € 3.150,86. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar op 16 januari 2006 ongegrond werd verklaard, heeft appellante beroep ingesteld bij het College. De kern van de zaak draait om de vraag of het bezwaar tijdig is ingediend.

Het College oordeelt dat de bezwaartermijn op 22 januari 2004 is aangevangen en op 5 maart 2004 is geëindigd. Appellante heeft pas op 14 december 2005 bezwaar gemaakt, wat betekent dat zij de termijn heeft overschreden. Hoewel verweerder in het bestreden besluit de termijnoverschrijding verschoonbaar achtte, concludeert het College dat appellante eerder op de hoogte was van de afwijzing van haar aanvraag. Dit blijkt uit eerdere correspondentie en besluiten die aan appellante zijn verzonden. Het College stelt vast dat appellante niet tijdig bezwaar heeft gemaakt, wat leidt tot de conclusie dat het bezwaar ten onrechte ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak van het College is dat het beroep gegrond is, het bestreden besluit wordt vernietigd en het bezwaar van appellante wordt niet-ontvankelijk verklaard. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellante, vastgesteld op € 644,--, en het griffierecht van € 276,-- wordt vergoed. Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheden van aanvragers in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 06/200 19 december 2007
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak in de zaak van:
Maatschap A en B, te C, appellante,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord te Drachten,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. P. M. Bakker Schut, werkzaam bij verweerders dienst Regelingen.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 21 januari 2004 heeft verweerder appellantes aanvraag om steun op grond van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) voor het jaar 2003 afgewezen en aan appellante een uitsluitingbedrag van € 3.150,86 opgelegd.
Bij besluit van 16 januari 2006 (hierna ook: bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van appellante van 14 december 2005 ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 23 februari 2006, bij het College binnengekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 23 maart 2006 heeft appellante het beroep aangevuld.
Bij brief van 18 mei 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 29 juni 2006 heeft verweerder desgevraagd nadere stukken aan het College toegezonden en enkele vragen beantwoord.
Op 26 september 2007 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht. De heer A was namens appellante aanwezig.
2. De beoordeling van het geschil
2.1 Het College oordeelt allereerst over de vraag of verweerder appellantes bezwaar terecht ontvankelijk heeft verklaard.
2.2 Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
Ingevolge artikel 6:7 juncto artikel 6:8, eerste lid, Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken en vangt deze aan met ingang van de dag na die waarop een besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:11 Awb bepaalt dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. 2.3 Gesteld noch gebleken is dat verweerder het primaire besluit van 21 januari 2004 niet op dezelfde dag aan appellante heeft verzonden. Dit betekent dat de bezwaartermijn op 22 januari 2004 is aangevangen en op 5 maart 2004 is geëindigd. Aangezien appellante pas bij brief van 14 december 2005 bezwaar tegen dit besluit heeft gemaakt, heeft zij de bezwaartermijn overschreden.
2.4 Verweerder heeft de termijnoverschrijding in het bestreden besluit verschoonbaar geacht, omdat appellante ter zitting van het College op 28 november 2005 aannemelijk zou hebben gemaakt dat zij het besluit van 21 januari 2004 niet had ontvangen en aldus niet op de hoogte was van dat besluit.
Het College stelt vast dat appellante al eerder wist dat op haar Aanvraag oppervlakten 2003 was beslist. Reeds in een bij het College op 18 november 2004 in de zaak AWB 04/955 ingediend beroepschrift heeft appellante blijk gegeven ervan op de hoogte te zijn dat haar Aanvraag Oppervlakten 2003 was afgewezen. Voorts is bij besluit van 17 januari 2005 aan appellante meegedeeld dat zij in de beslissing op haar Aanvraag oppervlakten 2003 voor een bedrag van € 3.150,86 is uitgesloten en dat dit bedrag nu wordt verrekend met het bedrag waarop zij in 2004 aanspraak kan maken. Aangezien appellante naar haar zeggen het besluit van 21 januari 2004 niet had ontvangen, had zij uiterlijk op dat moment zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk bezwaar moeten maken tegen dit besluit. Appellante heeft dit nagelaten. De conclusie is dat verweerder appellantes bezwaarschrift van 15 december 2005 ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.
2.5 Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 6:7 Awb. Het College acht termen aanwezig om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaak te voorzien, nu verweerder geen ander besluit kan nemen dan het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren.
2.6 Het College acht voorts termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten die appellante in verband met deze procedure heeft moeten maken. Deze worden bepaald op € 644,-- (1 punt voor het opstellen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting; wegingsfactor 1).
3. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit
- verklaart appellantes bezwaar van 15 december 2005 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van
het vernietigde besluit;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 644,-- (zegge: zeshonderdvierenveertig
euro) en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan appellante moet vergoeden;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden het door appellante betaalde griffierecht ad € 276,-- (zegge:
tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M Heijs en mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 december 2007.
w.g.W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas