ECLI:NL:CBB:2007:BC1345
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- W.E. Doolaard
- E.J.M. Heijs
- F. Stuurop
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van toeslagrechten uit de nationale reserve in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006
In deze zaak heeft appellante, een maatschap, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar aanvraag voor toeslagrechten uit de nationale reserve in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellante op 25 november 2006, waarin zij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 22 september 2006, waarin haar aanvraag voor toeslagrechten werd afgewezen. De Minister had geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor toewijzing van deze rechten, omdat de bewijsstukken onvoldoende aantoonden dat er daadwerkelijk was geïnvesteerd in de aankoop van dieren.
Tijdens de zitting op 28 november 2007, waar appellante niet aanwezig was, werd het onderzoek voortgezet. De rechters hebben vastgesteld dat de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 vereist dat de investeringen in dieren vóór een bepaalde datum, namelijk 15 mei 2004, moeten zijn gedaan. Appellante had in haar bezwaar aanvullende bewijsstukken ingediend, maar deze betroffen deels aankopen die na deze datum waren gedaan. De rechters concludeerden dat de Minister terecht had besloten om de toewijzing van toeslagrechten te beperken tot de investeringen die vóór de deadline waren gedaan.
De beoordeling van het geschil richtte zich op de vraag of de Minister terecht had besloten tot gedeeltelijke toewijzing van de toeslagrechten. De rechters oordeelden dat de Minister in overeenstemming met de geldende regelgeving had gehandeld door de toewijzing te beperken tot de investeringen die vóór de gestelde datum waren gedaan. De nieuwe bewijsstukken die appellante in beroep had ingediend, konden niet leiden tot een andere conclusie, aangezien deze niet voldeden aan de vereisten van de Regeling. Het College verklaarde het beroep van appellante ongegrond en wees de verzoeken om proceskosten af.