3. De beoordeling van het beroep
3.1 Appellant bestrijdt in beroep het oordeel van de raad van tucht dat betrokkene bij zijn werkzaamheden voor appellant niet is opgetreden als (openbaar) accountant en dat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die het oordeel zouden kunnen schragen dat betrokkene heeft gehandeld in strijd met de in hoofdstuk II van de Verordening Gedrags- en Beroepsregels Registeraccountants 1994 (GBR-1994) vervatte regels.
Appellant heeft daarbij als grief aangevoerd dat de door betrokkene opgestelde aandelenwaardering en beoordeling vermogenspositie van 25 maart 2002, die naar later is gebleken een onjuistheid bevatte, niet door betrokkene is gecontroleerd en dat dit ten onrechte niet is vermeld. Appellant heeft voorts als grief aangevoerd dat betrokkene geen melding heeft gemaakt van de bijzondere belangen die hij had bij de koper van het bedrijf van appellant terwijl betrokkene tegelijkertijd optrad als belangenbehartiger van appellant.
Het College overweegt dienaangaande het volgende.
3.2 De brief van betrokkene van 25 maart 2002 bevat een analyse van de financiële positie van appellant. Op basis van de fiscale balans van Tocopro B.V. - de onderneming waarvan appellant bestuurder-grootaandeelhouder was - heeft betrokkene in de brief een waardering gegeven van de aandelen van de onderneming per 1 januari 2002. Daarbij heeft betrokkene onder meer mededeling gedaan van het eigen vermogen van de onderneming, de daarop in mindering gebrachte pensioenverplichting en de waarde van de onroerende zaken van de onderneming. Betrokkene is voorts ingegaan op het mogelijke rendement voor appellant bij aankoop van twee objecten uit de vennootschap. Daarnaast is betrokkene ingegaan op de financiële consequenties van de eventuele verkoop van de woning van appellant.
Het College is van oordeel dat betrokkene met de brief van 25 maart 2002 aan appellant is opgetreden als accountant. In de brief is het resultaat van werkzaamheden vervat die inzicht moeten bieden in de financiële situatie van appellant, welke werkzaamheden naar hun aard en ook in de waarneming van het publiek behoren tot de werkzaamheden van een accountant. Het College neemt daarbij tevens in aanmerking dat betrokkene voor het uitbrengen van de aandelenwaardering en beoordeling vermogenspositie gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van zijn onderneming waarop melding is gemaakt van zijn hoedanigheid van registeraccountant.
Anders dan betrokkene heeft betoogd, kan niet staande worden gehouden dat het uitbrengen van de aandelenwaardering en beoordeling vermogenspositie valt binnen de door appellant aan betrokkene verleende volmacht voor het sluiten van een compromis met de Belastingdienst omtrent de betaling van dividend- en vennootschapsbelasting, nog daargelaten dat ten tijde van de brief van 25 maart 2002 dat compromis inmiddels reeds was bereikt.
Naar het oordeel van het College dient ook het opstellen door betrokkene van de overeenkomst voor de verkoop van de aandelen Tocopro B.V. te worden aangemerkt als een optreden als accountant. Daartoe overweegt het College dat - blijkens de in de aanhef van deze overeenkomst opgenomen overwegingen - partijen C RA hebben verzocht de aandelentransactie schriftelijk vast te leggen, én dat volgens die overeenkomst de intrinsieke waarde van de aandelen wordt bepaald door een door C RA op te stellen overnamebalans, zijnde de geconsolideerde balans van Tocopro met al haar 100% onmiddellijke en middellijke dochtervennootschappen. Het College neemt hierbij voorts in aanmerking dat betrokkene ook bij de toezending van het concept van de overeenkomst gebruik heeft gemaakt van het briefpapier van zijn onderneming waarop melding is gemaakt van zijn hoedanigheid van registeraccountant.
3.3 Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is en dat de bestreden tuchtbeslissing moet worden vernietigd. Het College ziet gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting aanleiding de zaak zelf af te doen en overweegt daartoe als volgt.
3.4 Het College acht de klacht dat betrokkene ten onrechte niet heeft gemeld dat hij bekend was met de koper van de aandelen Tocopro B.V., gegrond. Uit de stukken is gebleken dat de aandelen door appellant zijn verkocht aan Wassenaar Investments B.V. Zelfstandig bevoegd bestuurder van deze B.V. is de naamloze vennootschap naar het recht van de Nederlandse Antillen, Readicut Corporation N.V.. Zelfstandig bevoegd bestuurder van deze N.V. is Helibel B.V., van wie F op zijn beurt zelfstandig bevoegd bestuurder is. Readicut Corporation N.V. heeft blijkens de stukken volmacht verleend aan Huizenbelang BV waarvan de BV participatiemaatschappij C en partners enig bestuurder is. Van die onderneming is betrokkene directeur/enig aandeelhouder en als zodanig alleen bevoegd. Betrokkene was derhalve niet alleen adviseur van appellant als verkopende partij, maar hij had bovendien belangen bij (de bestuurder van) de kopende partij. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat betrokkene dit belang kenbaar heeft gemaakt aan appellant. Betrokkene heeft derhalve gehandeld in strijd met artikel 9, tweede lid, GBR-1994.
3.5 Ook de klacht dat betrokkene zijn werkzaamheden op een gebrekkige wijze heeft uitgevoerd acht het College gegrond. Betrokkene erkent dat de door hem opgestelde aandelenwaardering en beoordeling vermogenspositie van 25 maart 2002 niet correct was nu daarin niet dan wel niet geheel rekening was gehouden met de fiscale gevolgen van het met de Belastingdienst gesloten compromis. De stelling dat die gegevens afkomstig waren van de financieel directeur van Tocopro B.V. doet niet af aan het feit dat betrokkene dient in te staan voor de deugdelijke grondslag van zijn werkzaamheden. Dit klemt te meer nu juist betrokkene dit compromis met de Belastingdienst had gesloten.
Betrokkene heeft hierdoor gehandeld in strijd met artikel 11 GBR-1994.
Dat betrokkene na de overdracht van de aandelen uiteindelijk geen overnamebalans heeft opgesteld, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Betrokkene heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat, nu hij niet het vertrouwen van appellant genoot, het geraden was deze werkzaamheden niet meer uit te voeren.
3.6 Ten aanzien van de op te leggen maatregel overweegt het College als volgt.
Als accountant van appellant had betrokkene inzicht in diens financiële situatie. Betrokkene heeft het vertrouwen van appellant in zeer ernstige mate geschonden door een opdracht te aanvaarden voor het begeleiden van de verkoop van de aandelen Tocopro B.V. aan een derde partij en het opstellen van een koopovereenkomst daartoe, zonder aan appellant kenbaar te maken dat hij - zij het via een aantal andere ondernemingen - een bijzonder belang had in die partij. Voorts heeft betrokkene door het uitbrengen van een onjuiste aandelenwaardering en beoordeling vermogenspositie van 25 maart 2002 bewerkstelligd dat appellant een verkeerd beeld had van zijn vermogenspositie ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Het College acht de maatregel van schriftelijke berisping onder deze omstandigheden passend en geboden.
3.7 Na te melden beslissing op het beroep berust op titel II van de Wet RA en de artikelen 9 en 11 van GBR-1994.