ECLI:NL:CBB:2007:BB0429
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag ooipremie op basis van onregelmatigheden bij verplaatsing van dieren
In deze zaak heeft appellante, V.O.F. A en B, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar aanvraag voor de ooipremie 2004 werd afgewezen. De aanvraag was gedaan op basis van de Regeling dierlijke EG-premies en betrof het aanhouden van 342 ooien. De Minister had besloten dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden, omdat bij een controle was vastgesteld dat een aanzienlijk aantal ooien zich op locaties bevond die niet waren opgegeven in de aanvraag. De controle vond plaats op 23 april 2004, waarbij 91 ooien op de opgegeven locatie werden aangetroffen, maar ook 214 ooien op een andere locatie en 40 ooien op een derde locatie, zonder dat hiervoor verplaatsingsverklaringen waren ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat meer dan 50% van de ooien niet aan de voorwaarden voldeed, wat resulteerde in een afwijzing van de aanvraag en een uitsluiting van toekomstige aanvragen voor een periode van drie jaar.
Appellante voerde aan dat de zorg- en onderhoudsplicht van de schapen was overgedragen aan een andere onderneming, en dat zij slechts de juridische eigenaar was. Ze betwistte ook de bevindingen van de controleurs en stelde dat het bedrijfsregister correct was bijgehouden. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat appellante niet had voldaan aan de vereisten van de verordening en de regeling. De sancties waren in overeenstemming met de ernst van de geconstateerde onregelmatigheden en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan op 11 juli 2007.