2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak, voorzover hier van belang, de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- In 2002 zijn door en namens appellant bij verweerder op grond van de Regeling aanvragen ingediend voor slacht , zoogkoeien- en stierenpremie. De aanvraag zoogkoeienpremie had dat jaar betrekking op achttien runderen.
- Op 21 januari 2003 heeft op het bedrijf van appellant een controle ter plaatse plaatsgehad. Blijkens de naar aanleiding van deze controle opgemaakte rapportage is hierbij onder meer geconstateerd dat door appellant geen bedrijfsregister werd bijgehouden.
- Op 11 juni 2003, 17 juni 2003 en 1 juli 2003 heeft verweerder in verband met het niet beschikbaar zijn van een bedrijfsregister appellant de gevraagde stierenpremie, de slachtpremie en de zoogkoeienpremie voor het premiejaar 2002 geweigerd.
De door appellant tegen deze besluiten ingediende bezwaren heeft verweerder ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juni 2005 (AWB 04/594, <www.rechtspraak.nl>, LJN: AT8600) heeft het College beslist op het beroep van appellant tegen de ongegrondverklaring van deze bezwaren. Daarbij is geoordeeld dat verweerder de premieaanvragen terecht heeft afgewezen, omdat ten tijde van de controle ter plaatse van 21 januari 2003 op het bedrijf van appellant geen bedrijfsregister aanwezig was.
- Op 27 juni 2003 heeft appellant op grond van de Regeling voor het premiejaar 2003 een aanvraag ingediend voor het aanhouden van achttien zoogkoeien, waaronder vijf vaarzen.
- Bij besluit van 4 juni 2004 heeft verweerder op grond van onderbenutting in het jaar 2002 het aantal op naam van appellant gestelde premierechten zoogkoeien verminderd van 17,7 tot nul en meegedeeld dat appellant met ingang van 1 januari 2003 over nul premierechten beschikt.
- Bij besluit van 23 juni 2004 heeft verweerder appellants aanvraag om zoogkoeienpremie voor 2003 afgewezen, omdat appellant dat premiejaar niet over premierechten zoogkoeien beschikt.
- Bij besluiten van eveneens 23 juni 2004 heeft verweerder appellant voor 2003 slacht- en stierenpremie toegekend en daarbij is een korting van 20% toegepast vanwege geconstateerde afwijkingen bij niet aangevraagde dieren.
- Tegen de besluiten van 4 juni 2004 en 23 juni 2004 heeft appellant tijdig bezwaar gemaakt.
- Op 29 juni 2004 heeft appellant op grond van de Regeling voor het jaar 2004 een premieaanvraag ingediend voor het aanhouden van twintig zoogkoeien, waaronder acht vaarzen.
- Bij besluit van 17 juni 2005 heeft verweerder aan appellant (onder meer) zoogkoeienpremie toegekend ten bedrage van € 1.952,55. In de bij dit besluit gevoegde specificatie is vermeld dat appellant voor 2004 uit de nationale reserve negen specifieke premierechten zoogkoeien heeft ontvangen. De toegekende zoogkoeienpremie is aldus gebaseerd op negen runderen. Voor de overige elf opgegeven runderen heeft appellant geen zoogkoeienpremie ontvangen.
- Tegen dit besluit heeft appellant tijdig bezwaar gemaakt.
- Op 20 juli 2005 is appellant over al zijn bezwaren gehoord.
- Bij faxbericht van 21 juni 2005 heeft appellant de gronden van zijn bezwaarschriften aangevuld.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.