ECLI:NL:CBB:2007:BA8570
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.J.M. Heijs
- M.S. Hoppener
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de status van appellant als producent onder de Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvragen voor premies op grond van de Regeling dierlijke EG-premies zijn afgewezen. De procedure begon met een brief van appellant op 30 augustus 2005, waarin hij bezwaar maakte tegen een eerder besluit van 26 juli 2005. De Minister had op basis van een controle vastgesteld dat appellant niet als zelfstandig producent kon worden aangemerkt, omdat zijn bedrijf verweven was met dat van een maatschap waarin hij deelnam. Tijdens de zitting op 15 mei 2007 werd het standpunt van appellant toegelicht door zijn gemachtigde, ing. P.J. Houtsma.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellant als zelfstandig producent kan worden beschouwd volgens de Europese verordening (EG) nr. 1254/1999. Appellant stelde dat hij alle bedrijfsbeslissingen nam en de financiële risico's droeg, maar het College oordeelde dat de verwevenheid met de maatschap, die ook gebruik maakte van dezelfde bankrekening en gezamenlijke administratie, aantoonde dat hij niet als zelfstandig producent kon worden aangemerkt. Het College concludeerde dat de aanvragen voor de slachtpremie en de aanhoudpremies voor runderen terecht waren afgewezen.
De uitspraak van het College was dat het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. Het College oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 26 juni 2007 openbaar gemaakt door mr. E.J.M. Heijs, met mr. M.S. Hoppener als griffier. De zaak benadrukt de noodzaak voor producenten om duidelijkheid te hebben over hun status en de implicaties van samenwerking binnen een maatschap.