ECLI:NL:CBB:2007:BA6957
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van slachtpremie op basis van de Regeling dierlijke EG-premies en de identificatie van runderen
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvragen voor slachtpremie op basis van de Regeling dierlijke EG-premies zijn afgewezen. De procedure begon met een bezwaar van appellant tegen een eerder besluit van 26 augustus 2005, dat betrekking had op zijn aanvragen voor slachtpremie voor runderen. Appellant had zich op 9 november 2004 aangemeld voor de slachtpremieregeling, maar de aanvragen voor slachtpremie voor 24 van de 32 runderen waren gedaan voordat deze aanmelding was ontvangen. Het College oordeelde dat de aanvragen voor deze runderen terecht waren afgewezen, omdat de deelnamemelding pas na de slacht was ontvangen.
Daarnaast was er een geschil over de acht runderen die na de aanmelding waren geslacht. Het College stelde vast dat deze runderen niet correct waren geïdentificeerd en geregistreerd volgens de vereisten van de Europese regelgeving. Appellant had aangevoerd dat hij recht had op slachtpremie op basis van een alternatieve identificatiemethode die door gewetensbezwaarden werd gehanteerd. Het College verwierp dit argument, omdat de Europese regelgeving geen ruimte bood voor afwijkingen van de identificatievereisten. Appellant's beroep op het vertrouwensbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat er geen bewijs was dat er toezeggingen waren gedaan die hem recht gaven op slachtpremie zonder aan de identificatievereisten te voldoen.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep van appellant ongegrond, en oordeelde dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit terecht geen slachtpremie had toegekend voor de runderen van appellant, zowel voor de runderen die vóór de aanmelding waren geslacht als voor de runderen die niet correct waren geregistreerd.