5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College overweegt dat, naar aanleiding van het besluit van de minister van 15 februari 2006, nog slechts aan de orde is de vraag of de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verlening van de door SLAM!FM gevraagde vergunning op volgorde van aanvraag in strijd is met artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a, Tw. Naar het oordeel van het College dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.2 SLAM!FM heeft in het kader van de zero base-verdeling bij besluit van 26 mei 2003 een vergunning verkregen voor het gebruik van de frequentieruimte in kavel A5. Het College stelt in de eerste plaats vast, dat niet in het geding is dat de door SLAM!FM in onderhavige procedure gevraagde frequentie Lopik 93.6 MHz niet behoort tot de frequentieruimte van kavel A5, zoals beschreven in de tabel in de bijlage bij het bekendmakingsbesluit. Evenmin is in het geding dat het verzorgingsgebied van kavel A5 door ingebruikname van Lopik 93.6 MHz met ongeveer 400.000 potentiële luisteraars zou worden uitgebreid, waardoor het percentage demografisch bereik (aantal potentiële luisteraars in Nederland) van dit kavel in betekende mate hoger zou worden. Tot slot zou ingebruikname van de frequentie leiden tot dekking in de regio van de stad Utrecht, welke regio – zoals de minister ter zitting onweersproken heeft gesteld – niet wordt bestreken door de frequenties van de bekendgemaakte kavel A5.
5.3 Naar het oordeel van het College dient deze door SLAM!FM verzochte uitbreiding van de aan haar oorspronkelijk vergunde frequentieruimte te worden aangemerkt als een aanvraag om een nieuwe vergunning, als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, Tw. Anders dan in bovengenoemde uitspraak van het College van 3 maart 2006, zou de door SLAM!FM gevraagde aanvulling van de aan haar vergunning verbonden frequenties ertoe leiden dat de aard en de omvang van het haar vergunde gebruiksrecht – het object van een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, Tw – zou veranderen. Deze wijziging van het gebruiksrecht is niet aan te merken als wijziging die valt te rechtvaardigen op grond van de in (thans) artikel 17 Fb bedoelde omstandigheden op grond waarvan de aan een vergunning verbonden beperkingen en voorschriften kunnen worden gewijzigd. In dit opzicht wijkt het onderhavige geval af van het geval waarop de door SLAM!FM aangehaalde uitspraak van 3 maart 2006 betrekking heeft. In die zaak leidden de wijzigingen van de aan de publieke omroep verleende landelijke vergunningen niet tot een verandering van het verzorgingsgebied.
5.4 Een andere uitleg zou zich ook niet verhouden met het – ook in de Europese regelgeving onderschreven – uitgangspunt, dat vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte, zoals de door SLAM!FM gevraagde vergunning voor commerciële radio-omroep, in beginsel schaars zijn en derhalve overeenkomstig de eisen van transparantie, objectiviteit en non-discriminatie, efficiënt moeten worden verdeeld onder marktpartijen. Een dergelijke, efficiënte verdeling wordt gewaarborgd door onder meer de procedures van veiling en vergelijkende toets. Zou de procedure van volgorde van binnenkomst worden gehanteerd, dan wordt deze systematiek in zoverre doorkruist, dat niet is gegarandeerd dat de schaarse frequentieruimte op een transparante wijze in gebruik wordt gegeven aan een op dat moment efficiënte aanbieder. Naar het oordeel van het College is in overeenstemming hiermee in het NFP, overeenkomstig artikel 2, tweede, derde en vierde lid, Fb, bepaald dat de vergunningverlening voor het gebruik van frequentieruimte voor commerciële radio-omroep plaatsheeft door middel van de procedure van veiling of vergelijkende toets. In hetgeen SLAM!FM ter zake heeft betoogd, ziet het College geen aanknopingspunten voor het oordeel dat in dit geval geen sprake zou zijn van schaarse frequentieruimte, reeds omdat de minister – onweersproken – ter zitting heeft gesteld dat gebruik van Lopik 93.6 MHz interferentie zou kunnen veroorzaken met andere frequenties die de minister zou willen gebruiken voor realisatie en optimalisatie van reeds verleende vergunningen. In zoverre bestaat dan ook geen aanleiding om het NFP buiten toepassing te laten. Hieruit volgt tevens, dat het betoog van SLAM!FM onvoldoende aanknopingspunten bevat voor het oordeel dat de minister zich niet in redelijkheid, bij afweging van de betrokken belangen, op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet doelmatig is om de door SLAM!FM gewenste frequentie thans door middel van één van de in het NFP bedoelde verdelingsprocedures uit te geven.
5.5 Gelet op het voorgaande, heeft de rechtbank met juistheid geoordeeld dat de minister het verzoek van SLAM!FM moest afwijzen, omdat inwilliging daarvan zou neerkomen op een vergunningverlening die niet overeenkomstig het NFP zou zijn.
5.6 Het hoger beroep kan niet slagen. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5.7 Het College ziet geen termen voor een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 Awb.