ECLI:NL:CBB:2007:AZ9900
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van premies voor de productie van runderen en de zelfstandigheid van producenten
In deze zaak heeft appellante, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin haar aanvraag voor een premie voor het aanhouden van mannelijke runderen werd afgewezen. De procedure begon met een brief van appellante op 14 november 2005, waarin zij bezwaar maakte tegen een besluit van 5 oktober 2005. De Minister had in dat besluit geoordeeld dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden voor de premie, omdat er onvoldoende ruimte in de veebezetting was. Tijdens de zitting op 13 december 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellante als zelfstandig producent kan worden aangemerkt volgens de Europese regelgeving. Appellante en haar echtgenoot, B, waren in gemeenschap van goederen gehuwd en hadden tot 1 januari 2004 samen een melkveebedrijf in maatschapsverband. Na de ontbinding van de maatschap heeft appellante een vleesveebedrijf opgericht, maar de Minister concludeerde dat er een zodanige verwevenheid was tussen de bedrijven van appellante en B, dat appellante niet als zelfstandig producent kon worden beschouwd. Dit leidde tot de afwijzing van haar aanvraag voor de premie.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de Minister terecht had geoordeeld dat appellante niet als zelfstandig producent kon worden aangemerkt. De verwevenheid tussen de bedrijven was zodanig dat de beschikbare GVE voor de melkkoeien eerst moest worden aangewend, waardoor er geen ruimte overbleef voor de aanvraag van de stierenpremie. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten aan de Minister opgelegd.