ECLI:NL:CBB:2007:AZ9612

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/564
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie herplantplicht onder de Boswet

In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om een geschil tussen appellant A, wonende te X, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister, dat toestemming verleende aan de Landinrichtingscommissie Haaksbergen om de herplantplicht ingevolge de Boswet op andere gronden te vervullen dan waar de oorspronkelijke bomen stonden. Het bezwaar van appellant werd door de Minister niet-ontvankelijk verklaard, waarop appellant zijn zaak voorlegde aan het College.

De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een zitting waar beide partijen hun standpunten toelichtten. Tijdens deze zitting trok de gemachtigde van de Minister het bestreden besluit in, met de toezegging om in overleg te treden met appellant over diens bezwaren. Aangezien het besluit was ingetrokken, oordeelde het College dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard.

Het College besloot tevens dat er termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De proceskosten, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht werden vastgesteld, bedroegen € 57,60 voor reiskosten. Het College weigerde echter vergoeding voor kosten van rechtsbijstand, omdat er geen proceshandelingen waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen. Tot slot werd bepaald dat de Staat der Nederlanden het door appellant betaalde griffierecht van € 138,- moest vergoeden.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/564 24 januari 2007
11020 Boswet
Compensatie herplantplicht
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
gemachtigde: mr. S.J. Bergeik, werkzaam bij verweerder.
1. Het procesverloop
Bij besluit van 15 maart 2005 heeft verweerder toestemming verleend aan de Landinrichtingscommissie Haaksbergen om te voldoen aan de herplantplicht ingevolge de Boswet op andere gronden dan die waarop de gevelde houtopstanden zich bevonden.
Bij besluit van 24 juni 2005 heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard.
Appellant heeft bij brief van 27 juli 2005, bij verweerder binnengekomen op 2 augustus 2005, gereageerd op de beslissing op bezwaar. Verweerder heeft deze brief met toepassing van artikel 6:15, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) als beroepschrift doorgezonden aan het College, waar deze op 5 augustus 2005 is binnengekomen.
Bij brief van 30 augustus 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Nadat het onderzoek ter zitting van 25 november 2005 en 16 maart 2006 op verzoek van respectievelijk verweerder en appellant was uitgesteld, heeft dit op 10 januari 2006 plaatsgevonden. Hierbij hebben appellant in persoon en verweerder bij monde van zijn gemachtigde hun standpunten toegelicht.
2. De beoordeling van het geschil
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder namens verweerder het bestreden besluit van 24 juni 2005 ingetrokken, onder de toezegging het initiatief te nemen tot een nader overleg met appellant ter bespreking van de inhoudelijke bezwaren van appellant. Appellant heeft hiermee ingestemd.
Nu het bestreden besluit is ingetrokken, dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het College acht termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 Awb. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op totaal € 57,60 voor reiskosten. Voor het vergoeden van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand ziet het College geen aanleiding, nu niet is gebleken van proceshandelingen die ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Voorts zal het College bepalen dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht wordt vergoed.
3. De beslissing
Het College
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant ten bedrage van € 57,60 (zegge: zevenenvijftig euro en zestig
cent), onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,- (zegge:
honderdachtendertig euro) vergoedt.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. M.J. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. I.C. Hof als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2007.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. I.C. Hof