ECLI:NL:CBB:2007:AZ9457

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/203
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak inzake EG-steunverlening voor akkerbouwgewassen

In deze zaak gaat het om een verzet tegen een eerdere uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, waarin de aanvraag om akkerbouwsteun voor het jaar 2003 door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit was afgewezen. De indiener, een maatschap, had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens werd er beroep ingesteld, dat door het College op 13 januari 2006 gegrond werd verklaard, waarbij het College het besluit van de Minister vernietigde voor wat betreft de hoogte van het uitsluitingsbedrag. De Minister moest hierop opnieuw beslissen, wat leidde tot een verlaagd uitsluitingsbedrag van € 4804,19.

Echter, in een latere uitspraak op 24 augustus 2006 verklaarde het College het beroep van de indiener ongegrond. Tegen deze uitspraak heeft de indiener verzet aangetekend, waarbij zij stelde dat het College ten onrechte had overwogen dat er geen grieven waren ingediend die betrekking hadden op de hoogte van het uitsluitingsbedrag. De indiener voerde aan dat de gewijzigde tekst van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 niet uitsluit dat kortingen en uitsluitingen niet van toepassing zijn als het bedrijfshoofd feitelijk juiste gegevens heeft verschaft.

Het College oordeelde echter dat deze grief niet kon slagen, omdat in het beroepschrift geen verwijzing naar artikel 44 van de genoemde verordening was gemaakt. Bovendien had het College in een eerdere uitspraak al definitief beslist dat artikel 44 niet van toepassing was voor de indiener. Uiteindelijk concludeerde het College dat het verzet ongegrond was, en verklaarde het verzet van de indiener ongegrond.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 06/203 7 februari 2007
5135 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Uitspraak op het verzet van:
Maatschap A en B, te C,
gemachtigde: mr. B.F. de Jong, werkzaam bij Ditmar’s De Jong Belastingadvies te Liessel,
indiener van een verzetschrift tegen een op 26 augustus 2006 met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gewezen uitspraak van het College.
1. Het verloop van de procedure
Bij besluit van 25 december 2003 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: de Minister) indieners aanvraag om akkerbouwsteun voor het jaar 2003 in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen afgewezen en haar een uitsluiting opgelegd tot een bedrag van € 8777,58. Een tegen dit besluit gericht bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 19 maart 2004.
Tegen laatstgenoemd besluit heeft indiener beroep ingesteld bij het College. Het College heeft dit beroep bij uitspraak van 13 januari 2006 (Awb 04/343) gegrond verklaard en het besluit van 19 maart 2004 vernietigd, voorzover het de hoogte van het uitsluitingsbedrag betreft.
Ter uitvoering van deze uitspraak heeft de Minister bij besluit van 24 januari 2006 opnieuw beslist op het bezwaar van indiener.
Tegen dit besluit heeft indiener bij brief van 17 februari 2006 beroep ingesteld bij het College.
Bij uitspraak van 24 augustus 2006 (Awb 06/203) heeft het College met toepassing van artikel 8:54 van de Awb het beroep ongegrond verklaard.
Bij brief van 2 oktober 2006, ter griffie op dezelfde dag ontvangen, heeft indiener tegen deze uitspraak verzet gedaan. Bij brief van 1 november 2006 heeft indiener de gronden voor het verzet ingediend.
Het College heeft indiener in de gelegenheid gesteld om op 24 januari 2007 ter zitting te worden gehoord over haar verzet. Bij brief van 17 januari 2006 heeft indiener meegedeeld hiervan geen gebruik te zullen maken.
2. De beoordeling van het verzet
Het College heeft bij zijn uitspraak van 13 januari 2006 het besluit van 19 maart 2004 vernietigd, voorzover het de hoogte van het uitsluitingsbedrag betreft. Het College heeft daarbij geoordeeld, dat de Minister de hoogte van het uitsluitingsbedrag had moeten vaststellen op basis van het gewijzigde artikel 32, tweede lid, van Verordening (EG)
nr. 2419/2001.
De Minister heeft hieraan bij besluit van 24 januari 2006 uitvoering gegeven en het uitsluitingsbedrag verlaagd tot € 4804,19.
Tegen de vaststelling van dit bedrag heeft indiener in haar beroepschrift geen grieven aangevoerd. De aangevoerde grieven zijn gericht tegen het niet steunwaardig achten van de percelen 8 en 18 uit haar aanvraag akkerbouwsteun 2003. Over de steunwaardigheid van deze percelen heeft het College echter reeds bij uitspraak van 13 januari 2006 definitief beslist.
In verzet heeft indiener aangevoerd dat het College in zijn uitspraak van 24 augustus 2006 ten onrechte heeft overwogen, dat uitsluitend grieven zijn aangevoerd die geen betrekking hebben op de hoogte van het uitsluitingsbedrag. In het verzetschrift wijst indiener er op dat de gewijzigde tekst van artikel 32 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 onverlet laat dat dit artikel gevolgd wordt door artikel 44, waarin bepaald wordt dat kortingen en uitsluitingen niet van toepassing zijn wanneer het bedrijfshoofd feitelijk juiste gegevens heeft verschaft of wanneer hij anderszins kan bewijzen dat hem geen schuld treft.
Deze grief kan reeds niet slagen nu in het beroepschrift en het aanvullend beroepschrift tegen het besluit van 24 januari 2006 artikel 44 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 niet is genoemd en evenmin indirect een beroep op deze bepaling is gedaan. Bovendien heeft het College in overweging 5.6 van zijn uitspraak van 13 januari 2006 al definitief beslist dat artikel 44 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 appellante niet kan baten.
Uit het vorenstaande volgt dat het beroep van indiener terecht ongegrond is verklaard, zodat het verzet ongegrond moet worden verklaard. Dienovereenkomstig wordt beslist.
3. Beslissing
Het College verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. M.J. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2007.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. F.W. du Marchie Sarvaas