ECLI:NL:CBB:2007:AZ7206
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gedateerd 11 januari 2007, staat de proceskostenveroordeling centraal in een geschil tussen appellant A en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellant, vertegenwoordigd door mr. A.A.M. van Beek, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin kosten in rekening zijn gebracht voor onderzoeken naar verboden stoffen in dieren op het bedrijf C BV. Het procesverloop begint met een besluit van 20 februari 2001, waarin appellant de kosten van de onderzoeken in rekening zijn gebracht. Na een herziening van het factuurbedrag in 2005, heeft appellant op 11 maart 2005 beroep ingesteld. De Minister heeft in een later besluit van 21 november 2006 de beslissing op bezwaar herzien, maar de bezwaren van appellant bleven voor het overige ongegrond verklaard.
Tijdens de zitting op 30 november 2006 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoert dat hij niet als eigenaar of houder van de runderen kan worden aangemerkt, aangezien hij in loondienst is van C BV. De Minister stelt echter dat appellant als directeur van D Beheer B.V., aandeelhouder en bestuurder van C BV, wel degelijk houder is van de dieren. Het College oordeelt dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij houder is van de runderen, aangezien C BV de eigenaar is en de dieren op haar bedrijfslocatie verblijven.
Het College verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en veroordeelt de Minister in de proceskosten van appellant, vastgesteld op € 644,--. Tevens wordt bepaald dat de Staat het door appellant betaalde griffierecht van € 138,-- aan hem vergoedt. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van eigenaren en houders van dieren in het kader van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen en de bijbehorende kosten.