ECLI:NL:CBB:2007:AZ7197

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/503
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag akkerbouwsteun voor vezelhennep

In deze zaak heeft appellant, een producent van vezelhennep, beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor akkerbouwsteun door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De aanvraag was ingediend op 13 mei 2003 en betrof een oppervlakte van 17,73 ha vezelhennep. De aanvraag werd afgewezen op basis van een controle door de Algemene Inspectie Dienst (AID), die vaststelde dat het door appellant gebruikte zaaizaad ongecertificeerd was. Appellant had een teeltcontract met Hempflax Agro BV en beweerde dat hij gecertificeerd zaaizaad had ontvangen. De AID concludeerde echter dat het zaaizaad dat op de percelen 15 en 16 was gebruikt, niet gecertificeerd was en dat appellant ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 had gebruikt.

De procedure begon met een bezwaar tegen het besluit van 17 juni 2005, waarin de aanvraag werd afgewezen. Appellant voerde aan dat hij niet op de hoogte was van het feit dat het zaaizaad ongecertificeerd was en dat hij had gehandeld op basis van de informatie die hem door Hempflax was verstrekt. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de AID niet voldoende bewijs had geleverd om de claim van ongecertificeerd zaaizaad te onderbouwen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd waarom het zaaizaad als ongecertificeerd werd aangemerkt.

Het College verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit. Verweerder werd opgedragen om opnieuw te beslissen op het bezwaar van appellant, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan appellant. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering door de overheid bij het afwijzen van aanvragen voor subsidies.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/503 15 januari 2007
5136 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
gemachtigde: ir. S. Boonstra, werkzaam bij LTO Noord advies te Drachten,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: drs. B.M. Vogt, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 19 juli 2005, bij het College op dezelfde dag per fax binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 juni 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 19 februari 2004, waarbij de aanvraag akkerbouwsteun 2003 van appellant in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) is afgewezen.
Bij brief van 30 september 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij griffiersbrief van 10 februari 2006 heeft het College verweerder verzocht aanvullende gegevens te verstrekken. Bij brief van 10 april 2006 heeft verweerder hierop nadere informatie aangeleverd.
Bij brief van 20 oktober 2006 heeft appellant aanvullende stukken toegezonden.
Op 8 november 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunt hebben toegelicht bij monde van hun gemachtigden. Namens verweerder werd mede het woord gevoerd door R.H.M. Slijpen, werkzaam bij de Algemene Inspectie Dienst (hierna: AID).
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 5 bis
1. Voor vezelvlas en -hennep wordt de areaalbetaling slechts uitgekeerd indien er een contract c.q. verbintenis als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 1673/2000 bestaat.
Bovendien geldt voor vezelhennep tevens dat de areaalbetaling slechts wordt uitgekeerd indien er rassen worden gebruikt waarvan het gehalte aan tetrahydrocannabinol maximaal 0,2 % bedraagt.
2. (…)
Artikel 9
Volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen worden nadere bepalingen voor de uitvoering van dit hoofdstuk vastgesteld, met name:
- (…)
- de bepalingen betreffende de contracten en de verbintenis bedoeld in artikel 5 bis, lid 1, voor vezelvlas en –hennep;
- (…)
Volgens diezelfde procedure kan de Commissie:
- ofwel de toekenning van de betalingen afhankelijk stellen van het gebruik van:
i) specifiek zaad,
ii) gecertificeerd zaad in het geval van durumtarwe of van vezelvlas en -hennep,
iii) bepaalde rassen in het geval van oliehoudende zaden, van durumtarwe, van lijnzaad en van vezelvlas en -hennep,
- ofwel bepalen dat de lidstaten de toekenning van de betalingen van dergelijke voorwaarden afhankelijk kunnen stellen;
- (…)”
Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 7 bis
1. Met het oog op de toepassing van artikel 5 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 wordt de areaalbetaling voor vezelvlas en -hennep slechts uitgekeerd als:
a) uiterlijk op 15 september na de indiening van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde betalingsaanvraag of op een door de lidstaat vastgestelde vroegere datum een kopie van het contract of van de verbintenis zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad(10) wordt ingediend, en
b) zaad wordt gebruikt van rassen die op 15 mei vóór het verkoopseizoen waarvoor de areaalbetaling wordt aangevraagd, zijn opgenomen in de lijst van bijlage XII. Voor vezelhennep geldt voorts dat het zaad gecertificeerd moet zijn overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG van de Raad.
2. Met het oog op de controle van het gebruikte vezelvlaszaad en het gebruikte gecertificeerde vezelhennepzaad moet de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92 bedoelde steunaanvraag 'oppervlakten' vergezeld gaan van de op de verpakkingen van het gebruikte zaad aangebrachte officiële etiketten die overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG, en met name artikel 10, of overeenkomstig op grond van die richtlijn vastgestelde bepalingen zijn opgesteld, of, voor vezelvlas, van enig ander document dat door de betrokken lidstaat als gelijkwaardig is erkend, waaronder de in het kader van artikel 14 van die richtlijn afgegeven certificaten. Als de inzaai plaatsvindt na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag 'oppervlakten', moeten de etiketten of de als gelijkwaardig erkende documenten uiterlijk op 30 juni na de indiening van de aanvraag worden ingediend.
(…)
3. Met het oog op de toekenning van de areaalbetaling voor vezelhennep moet in de steunaanvraag 'oppervlakten' zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92, het volgende worden vermeld:
a) alle gegevens aan de hand waarvan de met hennep ingezaaide percelen, uitgesplitst naar gebruikt hennepras, kunnen worden geïdentificeerd,
b) informatie over de hoeveelheden zaad die zijn gebruikt, uitgedrukt in kilogram per hectare.
De lidstaten kunnen bepalen welke minimumhoeveelheid zaaizaad moet worden ingezaaid voor een doelmatige teelt. Zij delen deze informatie uiterlijk op 15 mei 2001 aan de Commissie mee.”
Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen is ingetrokken bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. Laatstgenoemde richtlijn luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 2
1. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder
(…)
e) Gecertificeerd zaad (raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
f) Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizige hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
g) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad dan wel, in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering:
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
h) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;
ii) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is geleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
i) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
Artikel 12
1. De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten en handelszaad:
a) aan de buitenkant worden voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, onder a), het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, wordt dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
b) een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, onder a), punten 4, 5 en 6, voor het etiket en onder b), punten 2, 5 en 6, voor handelszaad zijn voorgeschreven. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het onder a) bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde onder a) een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.
2.(…)
Artikel 31
1. Richtlijn 69/208/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage VI, deel B, opgenomen omzettingstermijnen betreft.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage VII opgenomen concordantietabel.
Bijlage VII
Concordantietabel
Richtlijn 69/208/EEG Onderhavige richtlijn
(…) (…)
Artikel 10 Artikel 12
(…) (…)”
Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het b? Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) (…)
r) "geconstateerde oppervlakte": de oppervlakte waarvoor aan alle steuntoekenningsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling is voldaan;
s) (…)
Artikel 32
Kortingen en uitsluitingen bij te hoge aangifte
1. (…)
2. Wanneer met betrekking tot de totale geconstateerde oppervlakte waarop een steunaanvraag in het kader van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 vermelde steunregelingen betrekking heeft, het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, groter is dan 30 %, wordt het op grond van die steunregelingen toe te kennen steunbedrag waarop het bedrijfshoofd overeenkomstig artikel 31, lid 2, aanspraak zou kunnen maken, voor het betrokken kalenderjaar geweigerd.
Wanneer het verschil groter is dan 50 %, wordt het bedrijfshoofd bovendien tot een bedrag dat gelijk is aan het op grond van de eerste alinea geweigerde steunbedrag, nogmaals uitgesloten van de steun. Dit bedrag wordt verrekend met de betalingen in het kader van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 genoemde steunregelingen waarop het bedrijfshoofd aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft op 13 mei 2003 met het formulier Gecombineerde Opgave 2003 een aanvraag akkerbouwsteun in het kader van de Regeling ingediend. Daarmee heeft hij 17.73 ha vezelhennep, 3.28 ha groene braak en 11.12 ha snijmaïs voor akkerbouwsteun opgegeven.
- Appellant heeft op 14 mei 2003 een teeltcontract vezelhennep 2003 met verwerker Hempflax Agro BV overgelegd, waarbij hij zich verplicht 9.35 ha vezelhennep, te verwerken door Hempflax, te telen.
- Op dezelfde datum heeft hij een formulier teeltaangifte vezelhennep 2003 bij verweerder ingediend, waarbij hij aangeeft op perceel 6 9.35 ha te betelen met vezelhennepzaad van het ras Fedora 17. Hij heeft aangegeven per ha 30 kg zaad te gebruiken. Bij het formulier heeft hij 11 officiële etiketten van het gebruikte zaad gevoegd.
- Appellant heeft op 10 juni 2003 zijn aanvraag akkerbouwsteun voor de teelt van vezelhennep uitgebreid met de percelen. In dat kader heeft appellant op 31 december 2003 een nieuwe teeltaangifte bij verweerder ingediend, waarop hij heeft aangegeven naast het reeds opgegeven perceel 6 van 9.35 ha ook de percelen 15 (1.88 ha) en 16 (6.50 ha) te betelen met vezelhennep. Voor deze percelen geeft hij inzaai met het ras Futura 75 op. Van dit zaad heeft hij 47 kg per ha gebruikt.
- Op 12 augustus 2003 heeft de AID op de henneppercelen voor de controle van het THC-gehalte een bemonstering uitgevoerd. Blijkens het analyserapport van het RIKILT, het instituut voor voedselkwaliteit te Wageningen, bedraagt het THC-gehalte van de monsters van het hennepras Fedora 17 0,07%.
- Op 25 november 2003 heeft de AID een controle uitgevoerd op het bedrijf van appellante. In het van deze controle opgemaakte “Rapport fysieke controle” staat onder de rubriek “Opmerkingen controleurs” het volgende vermeld:
“Voor perceel 6 met een oppervlakte van 9.35 ha is een teeltaangifte ingediend en voor deze teelt is gecertificeerd zaaizaad van het ras Fedora 17 gebruikt.
Na deze teeltaangifte, dd. 14 mei 2003, heeft een wijziging/aanvulling van percelen plaats gevonden en is als zodanig gemeld bij Laser, dd. 10 juni 2003.
Er heeft o.a. een uitbreiding plaats gevonden middels de percelen 15 en 16 met een totale oppervlakte van 8.33 ha met gewascode 944 (vezelhennep) en bijdragecode 1420.
Een teeltaangifte m.b.t. de percelen 15 en 16 is bij Laser niet ontvangen.
Ten bewijze dat het voor de percelen 15 en 16 gebruikte zaaizaad gecertificeerd zou zijn, zijn door de leverancier certificaten van het ras Futura 75 aan aanvrager verstrekt en is dit zaaizaad door leverancier Hempflax Agro B.V. ook als Futura in rekening gebracht bij aanvrager.
Uit onderzoek is vastgesteld dat het gebruikte zaaizaad voor de percelen 15 en 16 niet gecertificeerd is geweest en dat dit zaaizaad evenmin van het ras Futura 75 is geweest.
Door aanvrager zijn 9 certificaten van het ras Futura 75 getoond. Deze zijn door ons ingenomen.”
Onder de rubriek “D Opmerkingen producent/vertegenwoordiger” van dit rapport is de volgende ondertekende verklaring van appellant opgenomen:
“Met betrekking tot de teelt van vezelhennep voor Hempflax zijn 2 teeltcontracten opgemaakt. Eerst voor een oppervlakte van 9.35 ha en later nog eentje voor een oppervlakte van 8.33 ha. Voor de oppervlakte van 9.35 ha heb ik een teeltaangifte ingediend en daarbij de certificaten van het zaaizaad gevoegd.
Ik heb niet geweten dat er voor de oppervlakte van 8.33 ha door Hempflax aan mij zaaizaad is geleverd van een ander ras dan dat er op de factuur staat vermeld. Ik heb niet geweten dat dit ongecertificeerd zaaizaad is geweest.
Op de factuur staat het ras Futura vermeld en ook de los bijgeleverde certificaten zijn van het ras Futura.
De teeltaangifte m.b.t. de 8.33 ha is inmiddels ingediend bij Laser”
- Bij besluit van 19 februari 2004 heeft verweerder op de aanvraag akkerbouwsteun beslist. Daarbij heeft hij de percelen vezelhennep met de nummers 15 en 16 als niet geconstateerd aangemerkt wegens problemen met het zaaizaad. Daardoor is een verschil ontstaan tussen de totale aangevraagde oppervlakte en de totale geconstateerde oppervlakte dat 35,46 % bedraagt van de geconstateerde oppervlakte. Verweerder heeft de aanvraag vervolgens, met toepassing van artikel 32, tweede lid, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 2419/2001, afgewezen.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 29 maart 2004 bezwaar gemaakt.
- Vervolgens heeft verweerder, na een op 28 april 2005 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.
3. Standpunten van partijen
3.1 Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van appellants aanvraag akkerbouwsteun gehandhaafd. Aan deze beslissing is ten grondslag gelegd dat uit een onderzoek ter plaatse door de AID is gebleken dat het door appellant gebruikte zaaizaad geen gecertificeerd zaad was als bedoeld in artikel 7bis, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999. Daarmee heeft appellant niet voldaan aan artikel 15 van de Regeling.
Uit het onderzoek is gebleken dat, hoewel appellant blijkens de facturen van Hempflax 400 kg zaaizaad van het ras Futura 75 heeft ontvangen, hij in werkelijkheid op de percelen 15 en 16 ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 heeft gebruikt. Dit blijkt, aldus verweerder, mede uit verklaringen van Hempflax en uit het feit dat de officiële etiketten die aan de geleverde 16 zakken zaad gehecht hadden moeten zijn, door Hempflax los werden bijgeleverd. Bovendien heeft appellant bij 16 zakken zaaizaad slechts 9 etiketten afgegeven.
3.2 Appellant betwist onder meer de juistheid van de vaststelling van de feiten door verweerder. In verband met het hierna volgende oordeel van het College kan thans met een bespreking van deze grief worden volstaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Het College is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende is komen vast te staan dat, zoals verweerder meent, het door appellant gebruikte zaaizaad ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 was. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.2 Ingevolge artikel 7bis, eerste lid, onder b, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 juncto artikel 31 van Richtlijn 2002/57/EG kan voor vezelhennep slechts akkerbouwsteun worden uitgekeerd als het zaad gecertificeerd is overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EEG. In artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gedefinieerd wat onder ‘gecertificeerd zaad’ moet worden verstaan. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom, gelet op deze definitiebepaling, naar zijn oordeel ongecertificeerd zaad is gebruikt. Het College merkt in dit verband op dat de vraag of de bij of krachtens artikel 7bis, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 geldende voorschriften inzake etikettering zijn nageleefd, moet worden onderscheiden van de vraag of al dan niet gecertificeerd zaad als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gebruikt.
4.2.2 Verweerder heeft zich voor zijn standpunt dat ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is gebruikt, gebaseerd op het onder 2 weergegeven ‘Rapport fysieke controle’, dat is opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek ter plaatse op 25 november 2003 op het bedrijf van appellant. De belangrijkste bevindingen in dat rapport hebben geen betrekking op het onderzoek ter plaatse zelf, maar op eerder onderzoek van de AID en verklaringen van medewerkers van Hempflax. Tijdens het vooronderzoek heeft het College verweerder verzocht de bescheiden die in het kader van dit onderzoek zijn verkregen, waaronder in ieder geval de verklaringen van genoemde medewerkers, over te leggen. Hierop heeft verweerder het College een compilatie van delen van een aantal geanonimiseerde verklaringen doen toekomen, ontleend aan het proces-verbaal dat is opgemaakt door de AID in een strafzaak tegen Hempflax. De gevraagde bescheiden zelf zijn evenwel niet overgelegd, zodat appellant en het College de mogelijkheid is onthouden om de juistheid van de in het Rapport fysieke controle vermelde en aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bevindingen aan de hand van die bescheiden te controleren.
4.2.3 In het bestreden besluit zijn de henneppercelen 15 en 16 waarvoor appellant akkerbouwsteun heeft gevraagd, als niet-geconstateerd aangemerkt, omdat het door appellant op die percelen gebruikte zaad ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 zou betreffen.
Uit het tegen Hempflax ingestelde strafonderzoek zou blijken dat Hempflax in het voorjaar van 2003 hennepzaad van het ras USO 31 uit eigen vermeerdering en bestemd voor de winning van olie dan wel de verwerking tot vis- en vogelvoer heeft laten schonen en laten verpakken in ongeëtiketteerde zakken om deze vervolgens, met bijlevering van losse etiketten, te verkopen als gecertificeerd zaaizaad van het ras Futura 75. Dit zaad zou in alle gevallen bij telers zijn afgeleverd, waar Futura 75 op de factuur is vermeld. Ter zitting is door AID-medewerker Slijpen bevestigd dat Hempflax ten tijde van belang ook gecertificeerd zaad van het ras USO 31 heeft geleverd. Nu op grond van de beschikbare informatie niet duidelijk is aan wie dit gecertificeerde zaad van het ras USO 31 is geleverd, is de vaststelling dat aan appellant ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is geleverd, onvoldoende gemotiveerd.
4.2.4 Naar het oordeel van het College rust op verweerder de plicht om kennis te nemen van de bevindingen van zijn onderzoeksdienst en zelf te beoordelen welke conclusies daaraan verbonden kunnen worden. Verweerder kan niet zonder zichzelf een oordeel te vormen over de gefundeerdheid daarvan de conclusies van de AID aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Verweerder heeft aan bedoelde plicht in dit geval niet voldaan.
4.3 Op grond van het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en moet het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw op appellants bezwaar moeten beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4.4 Het College overweegt ten slotte dat het door appellant betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoed, alsmede dat termen aanwezig zijn verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellant, zijnde de kosten van de door zijn gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-, te weten 1 punt (ter waarde van € 322,-) voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1.
5. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaarschrift van appellant te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze
uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat aan appellant het door hem betaalde griffierecht ad € 138,- (zegge: honderdachtendertig euro) wordt vergoed;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van appellant, welke worden vastgesteld op € 644,- (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro);
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die genoemde bedragen moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M. Heijs en mr. F. Stuurop, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2007.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas