ECLI:NL:CBB:2007:AZ7191

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/528
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing aanvraag akkerbouwsteun wegens gebruik ongecertificeerd zaaizaad

In deze zaak heeft Dekro Landbouwexploitatie B.V. beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij haar aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2003 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat een aanzienlijk deel van het door appellante gebruikte zaaizaad niet gecertificeerd zou zijn. De appellante had op 13 mei 2003 een aanvraag ingediend voor akkerbouwsteun, waarbij zij 180.06 hectare vezelhennep had opgegeven. De aanvraag werd afgewezen omdat uit onderzoek bleek dat het zaaizaad dat was gebruikt, voornamelijk ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 betrof, terwijl appellante had aangegeven het gecertificeerde ras Futura 75 te hebben gebruikt. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de appellante twijfels had over de certificering van het zaaizaad dat zij had ontvangen van Hempflax Agro B.V. Het College oordeelde dat de Minister onvoldoende had gemotiveerd waarom het zaaizaad als ongecertificeerd werd aangemerkt en dat de afwijzing van de aanvraag niet kon standhouden. Het College verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, waarbij de Minister werd opgedragen opnieuw op het bezwaar van appellante te beslissen. Tevens werd de Minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/528 15 januari 2007
5136 EG-steunverlening akkerbouwgewassen
Vezelvlas, vezelhennep en lijnzaad
Uitspraak in de zaak van:
Dekro Landbouwexploitatie B.V., te Kropswolde, appellante,
gemachtigde: mr. G.J. Niezink, advocaat te Groningen,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: drs. B.M. Vogt, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 25 juli 2005, bij het College binnengekomen op 26 juli 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 juni 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellante tegen verweerders besluit van 4 februari 2004, waarbij appellantes aanvraag akkerbouwsteun in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) voor het jaar 2003 is afgewezen.
Bij brief van 29 augustus 2005 heeft appellante de gronden van haar beroep aangevuld.
Op 27 oktober 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Bij griffiersbrief van 10 februari 2006 heeft het College verweerder verzocht aanvullende gegevens te verstrekken. Bij brief van 10 april 2006 heeft verweerder hierop nadere informatie aangeleverd.
Op 8 november 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen hun standpunt hebben toegelicht bij monde van hun gemachtigden. Van de zijde van appellante was voorts aanwezig haar directeur A. Namens verweerder werd mede het woord gevoerd door R.H.M. Slijpen, werkzaam bij de Algemene Inspectiedienst (hierna: AID).
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 5 bis
1. Voor vezelvlas en -hennep wordt de areaalbetaling slechts uitgekeerd indien er een contract c.q. verbintenis als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening nr. 1673/2000 bestaat.
Bovendien geldt voor vezelhennep tevens dat de areaalbetaling slechts wordt uitgekeerd indien er rassen worden gebruikt waarvan het gehalte aan tetrahydrocannabinol maximaal 0,2 % bedraagt.
2. (…)
Artikel 9
Volgens de procedure van artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen worden nadere bepalingen voor de uitvoering van dit hoofdstuk vastgesteld, met name:
- (…)
- de bepalingen betreffende de contracten en de verbintenis bedoeld in artikel 5 bis, lid 1, voor vezelvlas en –hennep;
- (…)
Volgens diezelfde procedure kan de Commissie:
- ofwel de toekenning van de betalingen afhankelijk stellen van het gebruik van:
i) specifiek zaad,
ii) gecertificeerd zaad in het geval van durumtarwe of van vezelvlas en -hennep,
iii) bepaalde rassen in het geval van oliehoudende zaden, van durumtarwe, van lijnzaad en van vezelvlas en -hennep,
- ofwel bepalen dat de lidstaten de toekenning van de betalingen van dergelijke voorwaarden afhankelijk kunnen stellen;
- (…)”
Verordening (EG) nr. 2316/1999 van de Commissie van 22 oktober 1999 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1251/1999 van de Raad tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 7 bis
1. Met het oog op de toepassing van artikel 5 bis, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 wordt de areaalbetaling voor vezelvlas en -hennep slechts uitgekeerd als:
a) uiterlijk op 15 september na de indiening van de in artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1251/1999 bedoelde betalingsaanvraag of op een door de lidstaat vastgestelde vroegere datum een kopie van het contract of van de verbintenis zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1673/2000 van de Raad(10) wordt ingediend, en
b) zaad wordt gebruikt van rassen die op 15 mei vóór het verkoopseizoen waarvoor de areaalbetaling wordt aangevraagd, zijn opgenomen in de lijst van bijlage XII. Voor vezelhennep geldt voorts dat het zaad gecertificeerd moet zijn overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG van de Raad.
2. Met het oog op de controle van het gebruikte vezelvlaszaad en het gebruikte gecertificeerde vezelhennepzaad moet de in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92 bedoelde steunaanvraag 'oppervlakten' vergezeld gaan van de op de verpakkingen van het gebruikte zaad aangebrachte officiële etiketten die overeenkomstig Richtlijn 69/208/EEG, en met name artikel 10, of overeenkomstig op grond van die richtlijn vastgestelde bepalingen zijn opgesteld, of, voor vezelvlas, van enig ander document dat door de betrokken lidstaat als gelijkwaardig is erkend, waaronder de in het kader van artikel 14 van die richtlijn afgegeven certificaten. Als de inzaai plaatsvindt na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag 'oppervlakten', moeten de etiketten of de als gelijkwaardig erkende documenten uiterlijk op 30 juni na de indiening van de aanvraag worden ingediend.
(…)
3. Met het oog op de toekenning van de areaalbetaling voor vezelhennep moet in de steunaanvraag 'oppervlakten' zoals bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3887/92, het volgende worden vermeld:
a) alle gegevens aan de hand waarvan de met hennep ingezaaide percelen, uitgesplitst naar gebruikt hennepras, kunnen worden geïdentificeerd,
b) informatie over de hoeveelheden zaad die zijn gebruikt, uitgedrukt in kilogram per hectare.
De lidstaten kunnen bepalen welke minimumhoeveelheid zaaizaad moet worden ingezaaid voor een doelmatige teelt. Zij delen deze informatie uiterlijk op 15 mei 2001 aan de Commissie mee.”
Richtlijn 69/208/EEG van de Raad van 30 juni 1969 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen is ingetrokken bij Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. Laatstgenoemde richtlijn luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 2
1. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder
(…)
e) Gecertificeerd zaad (raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, onder b), voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
f) Gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizige hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
g) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad dan wel, in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering:
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
h) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;
ii) dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is geleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
i) Gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep): zaad
i) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie dat kan voldoen aan de in de bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het hieraan voldoet;
ii) dat bestemd is voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
iii) dat voldoet aan de in de bijlagen I en II voor gecertificeerd zaad opgesomde voorwaarden en
iv) - waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan bovengenoemde voorwaarden voldoet, of
- waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in bijlage I vastgestelde voorwaarden voldoet.
Artikel 12
1. De lidstaten schrijven voor dat verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten en handelszaad:
a) aan de buitenkant worden voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, en waarvan de gegevens gesteld zijn in een van de officiële talen van de Gemeenschap. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. Indien in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt. Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, onder a), het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, wordt dit op het etiket vermeld. Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan. Volgens de in artikel 25, lid 2, bedoelde procedure mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket;
b) een officieel certificaat bevatten in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, onder a), punten 4, 5 en 6, voor het etiket en onder b), punten 2, 5 en 6, voor handelszaad zijn voorgeschreven. Het certificaat moet een zodanige vorm hebben dat het niet kan worden verward met het onder a) bedoelde etiket. Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer overeenkomstig het bepaalde onder a) een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal wordt gebruikt.
2.(…)
Artikel 31
1. Richtlijn 69/208/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VI, deel A, genoemde richtlijnen wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage VI, deel B, opgenomen omzettingstermijnen betreft.
2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage VII opgenomen concordantietabel.
Bijlage VII
Concordantietabel
Richtlijn 69/208/EEG Onderhavige richtlijn
(…) (…)
Artikel 10 Artikel 12
(…) (…)”
Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het b? Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen luidde, voorzover en ten tijde hier van belang:
“ Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) (…)
r) "geconstateerde oppervlakte": de oppervlakte waarvoor aan alle steuntoekenningsvoorwaarden in het kader van de betrokken steunregeling is voldaan;
s) (…)
Artikel 32
Kortingen en uitsluitingen bij te hoge aangifte
1. (…)
2. Wanneer met betrekking tot de totale geconstateerde oppervlakte waarop een steunaanvraag in het kader van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 vermelde steunregelingen betrekking heeft, het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, groter is dan 30 %, wordt het op grond van die steunregelingen toe te kennen steunbedrag waarop het bedrijfshoofd overeenkomstig artikel 31, lid 2, aanspraak zou kunnen maken, voor het betrokken kalenderjaar geweigerd.
Wanneer het verschil groter is dan 50 %, wordt het bedrijfshoofd bovendien tot een bedrag dat gelijk is aan het op grond van de eerste alinea geweigerde steunbedrag, nogmaals uitgesloten van de steun. Dit bedrag wordt verrekend met de betalingen in het kader van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 genoemde steunregelingen waarop het bedrijfshoofd aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellante heeft op 13 mei 2003 met het formulier Gecombineerde Opgave 2003 een aanvraag akkerbouwsteun in het kader van de Regeling ingediend. Daarmee heeft zij 180.06 ha vezelhennep en 20.16 ha groene braak voor akkerbouwsteun opgegeven.
- Appellante heeft op 20 mei 2003 twee met Hempflax Agro B.V. (hierna: Hempflax) gesloten teeltcontracten vezelhennep 2003 bij verweerder ingediend, waarbij zij zich verplicht 100 respectievelijk 80 ha vezelhennep in te zaaien met een door Hempflax te bepalen ras zaaizaad en de vezelhennep na de teelt af te leveren aan Hempflax.
- Op dezelfde datum heeft zij twee formulieren teeltaangifte vezelhennep 2003 bij verweerder afgegeven.
Met het eerste formulier doet zij aangifte van de teelt van in totaal 88.91 ha vezelhennep ingezaaid met het ras Futura 75. Zij heeft aangegeven per ha 26 kg zaad te hebben gebruikt. Op het formulier heeft zij aangegeven 213 officiële etiketten te hebben bijgesloten.
Met het tweede formulier doet zij aangifte van de teelt van in totaal 91.15 ha vezelhennep. Zij heeft aangegeven voor de percelen 9 en 10 (50.80 ha) per ha 36 kg zaad van het ras Felina 34 te hebben gebruikt. Voor de overige percelen heeft zij aangegeven per ha 26 kg zaad van het ras Futura 75 te hebben gebruikt. Ook op dit formulier heeft zij aangegeven 213 officiële etiketten te hebben bijgesloten.
- Blijkens een door verweerder op 20 mei 2003 afgegeven bewijs van afgifte werden door appellante 138 en 75 etiketten afgegeven.
- Op 25 augustus 2003 heeft de AID op de henneppercelen van appellante een bemonstering uitgevoerd. Er zijn monsters genomen van de percelen met Felina 34 en Futura 75 die vervolgens op het THC-gehalte onderzocht bij het Rikilt, het Instituut voor Voedselveiligheid te Wageningen.
- Op 29 oktober 2003 heeft de AID op de henneppercelen voor de controle op het THC-gehalte een bemonstering uitgevoerd. Blijkens het analyserapport van het RIKILT is het THC-gehalte van de monsters van het hennepras Felina 34 0.165 en van het ras Futura 75 respectievelijk 0.03, 0.01,0.02 ,0.04 %.
- In het van deze controle opgemaakte “Rapport fysieke controle” staat onder de rubriek “Opmerkingen controleurs” het volgende vermeld:
“ Op basis van de teeltaangifte vezelhennep 2003 is aanvankelijk een onderzoek THC gehalte bij producent ingesteld. Hierbij is vastgesteld dat de teelt op het merendeel van de percelen niet in overeenstemming was met de teeltaangifte vezelhennep 2003. Er werd namelijk vastgesteld dat de percelen waarop het ras Futura 75 was opgegeven in werkelijkheid beteeld waren met het ras USO 31.
Uit nader onderzoek is gebleken dat de producent in totaal 5309 kilogram zaaizaad van het ras Futura heeft ontvangen en ingezaaid. Dit blijkt uit facturen die door Hempflax Agro B.V. aan producent zijn verzonden. Bij deze hoeveelheid kilogrammen zaaiaad zouden 212 certificaten behoren. Er zijn echter door producent slechts 138 certificaten bij de teeltaangifte gevoegd. Producent heeft de 138 certificaten Futura 75 los van het zaaizaad ontvangen door of namens Hempflax.
Tevens is uit onderzoek gebleken dat van de 5309 kilogram zaaizaad er 559 kilogram ingezaaid is dat was gekwalificeerd als afval afkomstig van schoning van zaaizaad. De hoeveelheid van 559 kilogram is vermoedelijk uitgezaaid op de percelen 1 en 2. Dit betreft ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31.
Onderzoek heeft uitgewezen dat daar waar zaaizaad van het ras Futura 75 is uitgeleverd er in werkelijkheid ongecertificeerde USO 31 is geleverd en gezaaid. Dit blijkt uit onderzoek en uit verklaringen van medewerkers van Hempflax.
Met betrekking tot de ingezaaide vezelhennep van het ras Felina 34 zijn geen afwijkingen vastgesteld, met dien verstande dat op de percelen 9 en 10 vermoedelijk geen Felina 34 is geteeld, maar op andere percelen.
Producent is gehoord op 29 oktober 2003. Tijdens dit verhoor is onder andere ingegaan op de teeltaangifte vezelhennep 2003. Deze rapportage is op basis van dit verhoor opgemaakt. Producent heeft dit rapport derhalve niet ondertekend.”
Onder de rubriek “Opmerkingen producent/vertegenwoordiger” van het rapport is de volgende, niet ondertekende, verklaring van directeur A opgenomen:
“ Ongeveer 80 hectare van het totale areaal is voor rekening van Dekro Landbouwexploitatie B.V. geteeld en de rest, ongeveer 100 hectare, is voor rekening en risico van Hempflax Agro B.V. geteeld.
Ik heb 1825 kilogram zaaizaad van het ras Felina 34 ontvangen en gezaaid. De zakken waarin dit zaaizaad zat waren voorzien van een etiket met de naam van het ras erop. Om de 80 hectare in te zaaien had ik niet genoeg aan de 1825 kilogram Felina. Vervolgens heb ik meer zakken zaaizaad ontvangen die geheel wit van kleur waren en waarop geen etiketten geplakt waren. Deze etiketten heb ik afzonderlijk van het zaaizaad ontvangen. Deze etiketten heb ik volgens mij in een plastic zakje ontvangen. Deze etiketten zaten bij elkaar op een stapeltje. Deze etiketten heb ik van Hempflax Agro B.V. ontvangen. Deze etiketten waren volgens mij allemaal rood van kleur. Ik weet niet meer hoeveel etiketten ik los van de zakken zaaizaad heb ontvangen. Ik zag dat het etiketten van 2002 betrof en ik heb gevraagd naar de kiemkracht van dit zaaizaad. Hierop kon ik geen antwoord krijgen. Ik heb gevraagd naar de reden hiervan. Iemand van Hempflax, ik weet niet meer wie, heeft mij verteld dat er een container met zaaizaad was omgevallen en dit zaaizaad was omgezakt. Ik heb allemaal zakken zaaizaad ontvangen. Op basis van de bijgeleverde etiketten wist ik welk ras er geteeld is. Het zaaizaad van het ras Felina is op ongeveer
50 hectare ingezaaid. Het overige zaaizaad, dat aan mij in witte zakken, zonder etiket, is geleverd door Hempflax Agro B.V., is dan op ongeveer 30 hectare ingezaaid wat voor rekening en risico van Dekro Landbouwexploitatie B.V. was en de 100 hectare die ik ingezaaid heb voor Hempflax Agro B.V. Dit zaaizaad kwam slecht op, er stonden te weinig planten.
Ik heb alle door Hempflax Agro B.V. geleverd zaaizaad opgezaaid. Dit inclusief een hoeveelheid zaaizaad die is overgezaaid in juni 2003.
Bij de levering van het ras Futura heb ik de labels allemaal afzonderlijk van het zaaizaad ontvangen.
Ik weet dat ik zaaizaad in een bigbag heb ontvangen. Deze is geleverd door Hempflax Agro B.V. en deze is bij Hempflax Agro B.V. op onze aanhanger geladen. Deze bigbag heb ik met een emmer leeggeschept in de zaaimachine. Dit is 559 kilogram geweest. Volgens mij is deze hoeveelheid achter de opslagplaats gezaaid. Deze hoeveelheid heb ik in zijn geheel uitgezaaid. Het viel mij op dat dit zaad fijn van korrelgrootte was. Ook bij dit zaad was geen etiket gevoegd. De opkomst van dit zaad was matig. Nadien was het gewas goed.
Ik kan beamen, nadat u mij erover inlicht, dat er 559 kilogram afval van het vezelhennepras USO 31 is geleverd in de bigbag. Ik vind dit een hele slechte zaak. Kennelijk heb ik op basis van gegevens, die ik nu zie en te weten kom, zaaizaad van het ras USO gezaaid, terwijl ik op mijn teeltaangifte vezelhennep voor LASER het ras Futura heb ingevuld.
Er is een oppervlakte van ongeveer 7 hectare overgezaaid. Dit is overgezaaid door droogte en de hoeveelheid onkruid dat in het perceel stond. Volgens mijn teeltaangifte voor LASER is dit perceel nummer 5 geweest.
De teeltaangifte is ingevuld op basis van de gegevens die op de etiketten stonden. Dit wil zeggen dat ik de rassen die op de etiketten waren vermeld heb overgenomen. Het betrof dan het ras Felina met betrekking tot de percelen 9 en 10. Deze percelen zijn in totaal 50 hectare groot. Het betrof het ras Futura voor de overige op de teeltaangifte vermelde percelen. Het betreft de percelen 1 tot en met 8 en 11 tot en met 15. op deze percelen heb ik zaaizaad gebruikt dat ik van Hempflax Agro B.V. heb ontvangen waarvan de zakken wit van kleur waren en waar geen etiketten bij gevoegd waren. Ook de bigbag van 559 kilogram heb ik hiervoor gebruikt.
Ik hoor nu voor het eerst dat er op een aantal percelen USO is geteeld in plaats van het door mij opgegeven ras Futura 75. Ik kon zien dat er twee verschillende rassen geteeld zijn. Op de 2 percelen waarop Felina is ingezaaid is op de kopakkers ook zaaizaad van het andere zaaizaad gebruikt.
Ik ben mij er nu van bewust dat er onjuiste gegevens op de teeltaangifte zijn vermeld. Niet op het moment van ondertekening van de teeltaangifte. Deze gegevens zijn gebruikt om voor steun in aanmerking te komen. Deze aanvraag heb ik bij LASER te Groningen ingediend.
Voor mijn gevoel ben ik teler van de volledige oppervlakte van 180 hectare vezelhennep. Dar het zaaizaad voor het grootste deel voor rekening van Hempflax Agro B.V. is, is voor mij niet van belang. Ik heb zelf bemest, geploegd en gezaaid. Ik heb voor de volledige oppervlakte steun aangevraagd.
Op basis van wat ik nu weet heb k mijn twijfels of ik gecertificeerd zaaizaad heb gezaaid. Dit in relatie tot de steunaanvraag. Dit met uitzondering van het zaaizaad van het ras Felina.”
- Bij besluit van 28 januari 2004, verzonden op 4 februari 2004, heeft verweerder op de aanvraag akkerbouwsteun beslist. Daarbij heeft hij alle percelen vezelhennep met een totale oppervlakte van 180.06 ha als niet geconstateerd aangemerkt. Vervolgens heeft hij met toepassing van artikel 32, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 de aanvraag afgewezen en appellante een uitsluitingsbedrag opgelegd van € 6248,79.
- Tegen dit besluit heeft appellante op 15 maart 2004 een bezwaarschrift ingediend.
- Vervolgens heeft verweerder, na een op 15 september 2004 gehouden hoorzitting, het bestreden besluit genomen.
3. Standpunten van partijen
3.1 Verweerder heeft bij het bestreden besluit de afwijzing van appellantes aanvraag akkerbouwsteun gehandhaafd. Aan deze beslissing is ten grondslag gelegd dat, nu uit een onderzoek ter plaatse door de AID is gebleken dat een aanzienlijk deel van het door appellante gebruikte zaaizaad geen gecertificeerd zaad was als bedoeld in artikel 7bis, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999, appellante niet heeft voldaan aan artikel 15 van de Regeling. Uit het onderzoek is gebleken dat, hoewel appellante blijkens de facturen van Hempflax 5.309 kg zaaizaad van het ras Futura 75 heeft ontvangen en gezaaid, het – in het algemeen – ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 betrof. Dit blijkt, aldus verweerder, mede uit verklaringen van Hempflax.
3.2 Appellante betwist allereerst de juistheid van de vaststelling van de feiten door verweerder. In verband met het hierna volgende oordeel van het College kan thans met een bespreking van deze grief worden volstaan.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Het College is van oordeel dat op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende is komen vast te staan dat, zoals verweerder meent, een aanzienlijk deel van het door appellante gebruikte zaaizaad ongecertificeerd zaaizaad van het ras USO 31 betrof. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.2.1 Ingevolge artikel 7bis, eerste lid, onder b, laatste volzin, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 juncto artikel 31 van Richtlijn 2002/57/EG kan voor vezelhennep slechts akkerbouwsteun worden uitgekeerd als het zaad gecertificeerd is overeenkomstig Richtlijn 2002/57/EEG. In artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gedefinieerd wat onder ‘gecertificeerd zaad’ moet worden verstaan. Verweerder heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom, gelet op deze definitiebepaling, naar zijn oordeel ongecertificeerd zaad is gebruikt. Het College merkt in dit verband op dat de vraag of de bij of krachtens artikel 7bis, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2316/1999 geldende voorschriften inzake etikettering zijn nageleefd, moet worden onderscheiden van de vraag of al dan niet gecertificeerd zaad als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2002/57/EG is gebruikt.
4.2.2 Verweerder heeft zich voor zijn standpunt dat ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is gebruikt, gebaseerd op het onder 2 weergegeven ‘Rapport fysieke controle’, dat is opgemaakt naar aanleiding van een onderzoek ter plaatse op 29 oktober 2003 op het bedrijf van appellante. De belangrijkste bevindingen in dat rapport hebben geen betrekking op het onderzoek ter plaatse zelf, maar op eerder onderzoek van de AID en verklaringen van medewerkers van Hempflax. Tijdens het vooronderzoek heeft het College verweerder verzocht de bescheiden die in het kader van dit onderzoek zijn verkregen, waaronder in ieder geval de verklaringen van genoemde medewerkers, over te leggen. Hierop heeft verweerder het College een compilatie van delen van een aantal geanonimiseerde verklaringen doen toekomen, ontleend aan het proces-verbaal dat is opgemaakt door de AID in een strafzaak tegen Hempflax. De gevraagde bescheiden zelf zijn evenwel niet overgelegd, zodat appellante en het College de mogelijkheid is onthouden om de juistheid van de in het Rapport fysieke controle vermelde en aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde bevindingen aan de hand van die bescheiden te controleren.
4.2.3 In het bestreden besluit zijn alle henneppercelen waarvoor appellante akkerbouwsteun heeft gevraagd, als niet-geconstateerd aangemerkt, omdat een aanzienlijk deel van het door appellante gebruikte zaad ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 zou betreffen.
Uit het tegen Hempflax ingestelde strafonderzoek zou blijken dat Hempflax in het voorjaar van 2003 hennepzaad van het ras USO 31 uit eigen vermeerdering en bestemd voor de winning van olie dan wel de verwerking tot vis- en vogelvoer heeft laten schonen en laten verpakken in ongeëtiketteerde zakken om deze vervolgens, met bijlevering van losse etiketten, te verkopen als gecertificeerd zaaizaad van het ras Futura 75. Dit zaad zou in alle gevallen bij telers zijn afgeleverd, waar Futura 75 op de factuur is vermeld. Ter zitting is door AID-medewerker Slijpen bevestigd dat Hempflax ten tijde van belang ook gecertificeerd zaad van het ras USO 31 heeft geleverd. Nu op grond van de beschikbare informatie niet duidelijk is aan wie dit gecertificeerde zaad van het ras USO 31 is geleverd, is de vaststelling dat aan appellante ongecertificeerd zaad van het ras USO 31 is geleverd, onvoldoende gemotiveerd.
Voorts is niet duidelijk wat verweerder verstaat onder ‘een aanzienlijk deel’ en is evenmin aangegeven waarom op basis van dit aanzienlijke deel alle henneppercelen als niet-geconstateerde oppervlakte als bedoeld in artikel 2, onder r, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 moeten worden aangemerkt.
In dit verband is tevens van belang dat appellante ook hennepzaad van het ras Felina 34 heeft gezaaid. Uit het bestreden besluit blijkt niet waarom de percelen waarop Felina 34 is gezaaid als niet-geconstateerd moeten worden aangemerkt.
4.2.4 Naar het oordeel van het College rust op verweerder de plicht om kennis te nemen van de bevindingen van zijn onderzoeksdienst en zelf te beoordelen welke conclusies daaraan verbonden kunnen worden. Verweerder kan niet zonder zichzelf een oordeel te vormen over de gefundeerdheid daarvan de conclusies van de AID aan zijn besluitvorming ten grondslag leggen. Verweerder heeft aan bedoelde plicht in dit geval niet voldaan.
4.3 Op grond van het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard en moet het bestreden besluit wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd. Verweerder zal opnieuw op appellantes bezwaar moeten beslissen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
4.4 Het College overweegt ten slotte dat het door appellante betaalde griffierecht door verweerder dient te worden vergoed, alsmede dat termen aanwezig zijn verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen in de proceskosten aan de zijde van appellante, zijnde de kosten van de door haar gemachtigde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden deze kosten vastgesteld op € 644,-, te weten 1 punt (ter waarde van € 322,-) voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1.
5. De beslissing
Het College:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op opnieuw op het bezwaarschrift van appellante te beslissen met inachtneming van hetgeen in deze
uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat aan appellante het door haar betaalde griffierecht ad € 276,- (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) wordt
vergoed;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten aan de zijde van appellante, welke worden vastgesteld op € 644,- (zegge:
zeshonderdvierenveertig euro);
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die genoemde bedragen moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M. Heijs en mr. F. Stuurop in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 15 januari 2007.
w.g. W.E. Doolaard w.g. F.W. du Marchie Sarvaas