ECLI:NL:CBB:2007:AZ6211
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing van bezwaar inzake Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft de Maatschap A, vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, beroep ingesteld tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vertegenwoordigd door mr. M.W. Oomen, naar aanleiding van een besluit over de Regeling dierlijke EG-premies. Appellante diende op 13 mei 2003 een aanvraag in voor een oppervlakte voederareaal van 245.85 ha, maar kreeg op 26 januari 2004 te horen dat slechts 227.12 ha was geconstateerd. De Minister gaf aan dat er geen bezwaar mogelijk was tegen de geconstateerde oppervlakte, maar dat er wel bezwaar gemaakt kon worden tegen het besluit over de EG-premies, dat in het voorjaar van 2004 verwacht werd. Appellante maakte bezwaar tegen deze mededeling, maar haar bezwaar werd op 24 augustus 2004 niet ontvankelijk verklaard.
Na een eerdere uitspraak van het College op 31 augustus 2005, waarin het beroep van appellante ongegrond werd verklaard, verzocht appellante op 13 oktober 2005 om haar eerdere bezwaarschrift als prematuur te beschouwen. Dit verzoek werd door de Minister afgewezen in een besluit van 2 mei 2006. Appellante ging hiertegen in beroep. Tijdens de zitting op 22 november 2006 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. Het College oordeelde dat appellante niet redelijkerwijs kon menen dat het besluit van 25 juni 2004 al tot stand was gekomen op het moment van haar bezwaar op 14 februari 2004. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalde eveneens, omdat verweerder niet gehouden was om een eerdere fout te herhalen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.