ECLI:NL:CBB:2007:AZ6207
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake Regeling dierlijke EG-premies
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op de Regeling dierlijke EG-premies. Het beroep is ingediend op 29 december 2004, naar aanleiding van een besluit van 24 november 2004, waarin verweerder op een bezwaar van appellant heeft beslist. Appellant had eerder slachtpremies aangevraagd voor runderen, maar na een controle op 3 juli 2003 bleek dat hij niet over een bedrijfsregister beschikte, wat in strijd was met de geldende regelgeving. De controle leidde tot een uitsluiting van steun voor een aantal runderen, wat appellant betwistte.
De procedure omvatte verschillende correspondenties tussen appellant en verweerder, waarbij appellant zijn gronden voor het beroep aanvulde. Tijdens de zitting op 22 november 2006 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, ondersteund door zijn gemachtigde, mr. M.W. Oomen. De kern van het geschil draait om de vraag of appellant aan de voorwaarden voor de slachtpremie voldeed en of de uitsluiting van steun terecht was.
Het College heeft vastgesteld dat appellant niet tijdig melding heeft gemaakt van overmacht, zoals vereist door de regelgeving. De gezondheidsproblemen van appellant en zijn broer werden pas in bezwaar gemeld, wat niet voldeed aan de vereisten. Het College oordeelde dat verweerder terecht had aangenomen dat appellant niet over een bedrijfsregister beschikte, en dat de uitsluiting van steun op basis van de geconstateerde afwijkingen gerechtvaardigd was. Echter, het College vond dat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom bepaalde dieren niet als 'geconstateerd' konden worden aangemerkt, wat leidde tot de vernietiging van het bestreden besluit. Verweerder moet nu opnieuw op het bezwaar van appellant beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.