ECLI:NL:CBB:2007:AZ6205
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Toekenning van slachtpremie voor runderen en identificatievereisten volgens Europese regelgeving
In deze zaak heeft de Maatschap A, gevestigd te X, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij de slachtpremie voor zestien runderen werd geweigerd. De appellante had zich op 15 april 2003 aangemeld voor de slachtpremieregeling en diende in 2004 aanvragen in voor slachtpremie voor achttien runderen. De Minister kende echter slechts voor twee runderen een slachtpremie toe, omdat zestien runderen niet voldeden aan de identificatievereisten zoals gesteld in de Europese regelgeving. De Minister stelde dat de runderen niet waren voorzien van de vereiste oormerken, wat noodzakelijk is om in aanmerking te komen voor de slachtpremie.
De procedure begon met een bezwaar van appellante tegen het besluit van 22 juli 2005, waarin de Minister het bezwaar ongegrond verklaarde. Appellante voerde aan dat zij gebruik maakte van een alternatief registratiesysteem voor identificatie, dat diervriendelijker zou zijn en dat de weigering van de slachtpremie onterecht was. Tijdens de zitting op 22 november 2006 werd het standpunt van appellante verder toegelicht door twee vertegenwoordigers, maar de Minister bleef bij zijn standpunt dat de Europese regelgeving geen ruimte bood voor afwijkingen.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de zestien runderen niet correct waren geïdentificeerd volgens de geldende Europese regels. Het College concludeerde dat de Minister terecht de slachtpremie had geweigerd, omdat de runderen niet aan de identificatievereisten voldeden. De hoop van appellante op een aanpassing van de regeling werd niet gehonoreerd, en het beroep werd ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukte dat de Minister verplicht was om te handelen volgens de geldende communautaire regels, ongeacht de morele overwegingen die appellante naar voren bracht.