ECLI:NL:CBB:2006:AZ5765
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de verzamelaanvraag voor GLB-inkomenssteun door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn verzamelaanvraag voor GLB-inkomenssteun werd afgewezen. De aanvraag was ingediend op 19 september 2005, terwijl de uiterste indieningsdatum 15 mei 2005 was. Appellant stelde dat hij de aanvraag tijdig had verzonden, maar verweerder kon geen bewijs van tijdige indiening vinden. De Minister had eerder een besluit genomen op 9 oktober 2005, waarin de aanvraag werd afgewezen wegens te late indiening. Appellant voerde aan dat hij te goeder trouw had gehandeld en dat de afwijzing onevenredig zwaar was, vooral gezien zijn financiële situatie als kleine boer met studerende kinderen.
Tijdens de hoorzitting werd appellant bijgestaan door zijn echtgenote en zijn accountant. De vertegenwoordiger van de Minister verklaarde dat de verantwoordelijkheid voor de tijdige indiening van de aanvraag bij de appellant lag. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat appellant niet voldoende maatregelen had getroffen om aan te tonen dat zijn aanvraag tijdig was ingediend. Het College concludeerde dat er geen sprake was van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden die de late indiening konden rechtvaardigen. De afwijzing van de aanvraag werd daarom als rechtmatig beschouwd.
Het College verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de Minister op grond van de geldende regelgeving verplicht was de aanvraag af te wijzen. De uitspraak benadrukte de verantwoordelijkheid van de aanvrager om tijdig en correct te handelen bij het indienen van aanvragen voor inkomenssteun.