ECLI:NL:CBB:2006:AZ5764

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06/407
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inkomenssteun voor akkerbouwgewassen op basis van een verzamelaanvraag in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun

In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij zijn aanvraag voor inkomenssteun voor akkerbouwgewassen werd afgewezen. De procedure begon met een verzamelaanvraag die appellant op 3 mei 2005 indiende, waarin hij aangaf geen steun voor akkerbouwgewassen te willen ontvangen. Dit leidde tot een besluit van 6 maart 2006, waarin werd vastgesteld dat appellant geen percelen had opgegeven voor akkerbouwsubsidie. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard.

De kern van het geschil draait om de vraag of er sprake was van een kennelijke fout in de aanvraag van appellant. Appellant stelde dat hij per ongeluk had aangegeven geen steun te willen ontvangen, terwijl hij dat wel degelijk wilde voor perceel 10, waar wintertarwe was verbouwd. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde echter dat er geen sprake was van een kennelijke fout. De aanvraag was duidelijk en consistent ingevuld, en het enkele feit dat wintertarwe subsidiabel is, rechtvaardigde niet de conclusie dat verweerder had moeten begrijpen dat appellant steun voor dit perceel wilde aanvragen.

Het College concludeerde dat verweerder terecht had geweigerd inkomenssteun toe te kennen aan appellant voor perceel 10. De beslissing van het College was dat het beroep ongegrond werd verklaard, en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan op 29 november 2006 door mr. E.J.M. Heijs, met mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
(zesde enkelvoudige kamer)
AWB 06/407 29 november 2006
5134 Regeling GLB-inkomenssteun
Uitspraak in de zaak van:
A, te B, appellant,
tegen
de Minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. J. Riddersma, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 15 mei 2006, bij het College binnengekomen op 17 mei 2006, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 2 mei 2006.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 6 maart 2006 om hem naar aanleiding van zijn verzamelaanvraag 2005 in het kader van de Regeling GLB-inkomenssteun (hierna: de Regeling) geen steun voor akkerbouwgewassen toe te kennen.
Bij brief van 2 juni 2006 heeft appellant aanvullende stukken overgelegd.
Bij brief van 12 juli 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 15 november 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij appellant niet is verschenen. Verweerder werd ter zitting vertegenwoordigd door zijn gemachtigde
2. De grondslag van het geschil
2.1 Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en houdende wijziging van de verordeningen (EEG) nr. 2019/93, (EG) nr. 1452/2001, (EG) nr. 1453/2001, (EG) nr. 1454/2001, (EG)
nr. 1868/94, (EG) nr. 1251/1999, (EG) nr. 1254/1999, (EG) nr. 1673/2000, (EEG) nr. 2358/71 en (EG) nr. 2529/2001 luidt, voorzover hier van belang:
“ Artikel 22
1. Een landbouwer dient elk jaar een aanvraag voor de onder het geïntegreerd systeem vallende rechtstreekse betalingen in waarin, voorzover van toepassing, worden vermeld:
- alle percelen landbouwgrond van het bedrijf,
- (…)”
Verordening (EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers luidde, voorzover hier en ten tijde van belang:
“ Artikel 15
Wijzigingen van de verzamelaanvragen
1. Na de uiterste datum voor de indiening van de verzamelaanvraag mogen individuele percelen landbouwgrond die eventueel gepaard gaan met de overeenkomstige toeslagrechten en die nog niet in de verzamelaanvraag zijn aangegeven voor welke van de oppervlaktegebonden steunregelingen ook, aan de verzamelaanvraag worden toegevoegd mits de in de betrokken steunregelingen gestelde eisen in acht worden genomen.
Voor individuele percelen landbouwgrond die reeds in de verzamelaanvraag zijn aangegeven, mogen onder dezelfde voorwaarden veranderingen met betrekking tot het grondgebruik of de steunregeling worden aangebracht.
Indien de in de eerste en de tweede alinea bedoelde wijzigingen gevolgen hebben voor in te dienen bewijsstukken of contracten, wordt het aanbrengen van de desbetreffende wijzigingen in die bewijsstukken of contracten eveneens toegestaan.
2. Onverminderd (…), worden overeenkomstig lid 1 van het onderhavige artikel aangebrachte wijzigingen schriftelijk aan de bevoegde autoriteit meegedeeld uiterlijk op 31 mei (…) van het betrokken kalenderjaar (…).
3. Indien de bevoegde autoriteit de landbouwer reeds in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in de verzamelaanvraag of indien zij hem heeft geïnformeerd over haar voornemen een controle ter plaatse te verrichten en indien die controle ter plaatse vervolgens onregelmatigheden aan het licht brengt, zijn wijzigingen als bedoeld in lid 1 niet toegestaan voor de percelen landbouwgrond waarop de onregelmatigheden betrekking hebben.
Artikel 19
Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de artikelen 11 tot en met 18, kan een steunaanvraag te allen tijde na de indiening ervan worden gecorrigeerd in geval van een kennelijke fout die door de bevoegde autoriteit wordt erkend.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft op 3 mei 2005 bij verweerder met het formulier “Gecombineerde opgave 2005” een verzamelaanvraag in het kader van de Regeling ingediend.
Onder rubriek 1 van het formulier (“Steunregelingen waarvoor de verzamelaanvraag de subsidieaanvraag is”) heeft appellant aangekruist dat hij niet voor steun voor akkerbouwgewassen in aanmerking wenst te komen.
In het bij het formulier behorende “Overzicht gewaspercelen 2005” heeft hij onder meer perceel 10 (3.60 ha wintertarwe) opgegeven met als bijdragecode 999 (geen bijdrage).
- Bij besluit van 6 maart 2006 heeft verweerder onder meer vastgesteld dat appellant geen percelen heeft opgegeven voor akkerbouwsubsidie en dus niet voor inkomenssteun voor akkerbouwgewassen in aanmerking komt.
- Bij brief van 10 april 2006 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hiertoe is het volgende overwogen.
“ Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven. Artikel 105, vijfde lid, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten na sluiting van de aanvraagperiode alleen nog kan worden gewijzigd, verbeterd of ingetrokken overeenkomstig Titel II van Verordening (EG) nr. 796/2004. Dit betekent dat een wijzigingsverzoek in beginsel uiterlijk op 31 mei 2005 schriftelijk moet zijn ontvangen door Dienst Regelingen. Ingeval van een door Dienst Regelingen erkende kennelijke fout kan de aanvraag echter te allen tijde worden verbeterd.
Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing en redelijkerwijs is uitgestoten dat ten tijde van de opgave deze conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was.
Ik ben van mening, dat in uw gevat geen sprake is van een duidelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig noch inconsequent ingevuld. Op het voorblad van de aanvraag geeft u aan niet voor akkerbouwsteun in aanmerking te willen komen. Bovendien geeft u vervolgens geen percelen op waarvoor u akkerbouwsubsidie wilt ontvangen. Verder is de combinatie van wintertarwe met bijdragecode 999 toegestaan. Dienst Regelingen behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde. Dit betekent dat er geen sprake is van een kennelijke fout en dat het perceel met volgnummer 10 niet voor een akkerbouwsubsidie in aanmerking komt.”
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft, samengevat, het volgende aangevoerd.
Het maken van een fout is mogelijk. Het blijft mensenwerk. Landbouwers zijn altijd druk met hun bedrijf, vooral in het voorjaar wanneer alles weer netjes en op tijd de grond in moet. In die drukke tijd moet ook de gecombineerde opgave worden gedaan. Zeker omdat de opgave geen jaar gelijk is, is een fout gemakkelijk gemaakt. Het is dan ook niet ondenkbaar dat hier een fout is gemaakt. Als verder logisch wordt nagedacht, had men zo kunnen zien dat hier een fout is gemaakt. Wintertarwe is immers een subsidiabel gewas.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Vaststaat dat appellant in zijn aanvraag voor 2005 geen inkomenssteun voor akkerbouwgewassen heeft aangevraagd. Niettemin meent appellant dat verweerder hem voor perceel 10 met wintertarwe inkomenssteun had moeten toekennen. Hiervoor kan alleen grond bestaan, indien geoordeeld zou moeten worden dat sprake is van een kennelijke fout als bedoeld in artikel 19 van Verordening (EG) nr. 796/2004.
5.2 Het College meent dat verweerder op goede gronden tot het oordeel is gekomen dat in het onderhavige geval ten aanzien van perceel 10 geen sprake is van een kennelijke fout. Appellant heeft in het aanvraagformulier onder rubriek 1 aangekruist dat hij niet voor inkomenssteun voor akkerbouwgewassen in aanmerking wenst te komen. Voorts heeft hij in het bijbehorende overzicht van de gewaspercelen bij perceel 10 de bijdragecode 999
(geen bijdrage) vermeld. Gelet op deze duidelijke en consistente aanvraag is er geen reden aan te nemen dat sprake is van een kennelijke fout. Het enkele feit dat wintertarwe een subsidiabel gewas is, brengt, anders dan appellant meent, niet mee dat verweerder had behoren te weten dat appellant perceel 10 voor inkomenssteun in aanmerking wilde brengen. Het is niet aan verweerder om te treden in de motieven van een aanvrager om een perceel al dan niet voor steun op te geven.
5.3 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat verweerder terecht heeft geweigerd aan appellant inkomenssteun voor perceel 10 toe te kennen. Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.
5.4 Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van mr. F.W. du Marchie Sarvaas als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 29 november 2006.
w.g. E.J.M. Heijs w.g. F.W. du Marchie Sarvaas