5. De beoordeling van het geschil
5.1 Verweerder heeft appellantes aanvraag buiten behandeling gelaten, op de grond dat de aanvraag naar zijn oordeel moet worden geacht niet te voldoen aan het vereiste dat deze is ondertekend. Verweerder is tot dit oordeel gekomen, omdat de naamsvermelding op het bij de aanvraag gevoegde verklaringenblad – waarop de handtekening van de aanvrager staat – niet overeenkomt met de vermelde naam op de eerste bladzijde van de aanvraag. In geschil is of verweerder de aanvraag op deze grond terecht buiten behandeling heeft gelaten. Het College overweegt als volgt.
5.2 Ingevolge artikel 4:2, eerste lid, Awb, dient een aanvraag te worden ondertekend en tenminste te bevatten naam en adres van de aanvrager, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, Awb kan een aanvraag buiten behandeling worden gelaten indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Artikel 22, derde lid, WVA bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld omtrent de wijze waarop de aanvraag moet worden ingediend. Ter uitvoering van deze bepaling is in artikel 1, tweede lid, Uitvoeringsregeling bepaald dat een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een formulier, waarvan het model is neergelegd in de bij de Uitvoeringsregeling behorende bijlage.
Niet in geschil is dat appellante op 2 juni 2005 een onvolledige aanvraag heeft ingediend en dat verweerder haar ingevolge artikel 4:5 Awb in de gelegenheid heeft gesteld de ontbrekende gegevens alsnog te verstrekken. Evenmin is in geschil dat het in de Uitvoeringsregeling bedoelde formulier een papieren formulier is, waarop is aangegeven welke informatie verweerder van de aanvrager verlangt ten einde tot een beslissing te kunnen komen of de aanvrager in aanmerking komt voor een S&O-verklaring. Ten slotte is niet bestreden dat een digitale versie van bedoeld formulier door verweerder beschikbaar is gesteld om het indienen van de aanvraag te vergemakkelijken, als ook om de administratieve verwerking ervan te vereenvoudigen. Indien gebruik wordt gemaakt van deze wijze van aanvragen dient de aanvrager evenwel, teneinde aan de eis van artikel 4:2, eerste lid, Awb te voldoen, een ondertekende afdruk van het digitaal ingevulde formulier mee te sturen.
5.4 Verweerder heeft – ter onderbouwing van zijn opvatting dat de onderhavige aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten vanwege het ontbreken van een handtekening – aangevoerd dat uit het aanvraagformulier blijkt, vanwege de afwijkende naamsvermelding, dat het verklaringenblad eerder is ondertekend dan het aanvraagformulier is ingevuld. Zijns inziens heeft de ondertekenaar niet kunnen verklaren – zoals hij door ondertekening doet – dat de gegevens in de aanvraag juist en volledig zijn. Derhalve beschouwt verweerder in dat geval de aanvraag als niet ondertekend.
5.5 Het College overweegt dienaangaande dat in beginsel juist is de opvatting dat een aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten indien een handtekening ontbreekt. Een bij een ingevuld aanvraagformulier gevoegd, ondertekend verklaringenblad kan, in een geval als hier aan de orde, evenwel slechts worden gelijkgesteld met een in het geheel niet ondertekende aanvraag, indien moet worden aangenomen dat het aanvraagformulier en het verklaringenblad niet tot dezelfde aanvraag behoren. De enkele omstandigheid dat de naamsvermelding op het verklaringenblad niet geheel overeenkomt met de naamsvermelding op de eerste bladzijde van de aanvraag, is naar het oordeel van het College onvoldoende om aan te nemen dat het verklaringenblad geen onderdeel uitmaakt van de aanvraag. Van andere omstandigheden is het College niet gebleken.
Het College is evenmin gebleken van een zelfstandige wettelijke grondslag voor het stellen van eisen als de onderhavige in verband met de volgorde van het invullen van de aanvraag, zodat de aanvraag in ieder geval niet op grond van strijd met wettelijke voorschriften buiten behandeling kan worden gelaten.
Voorts bevat het verklaringenblad nadere informatie met betrekking tot de aanvraag (periode, uitdraaicode, naam en functie ondertekenaar) en is overigens niet gebleken dat enige twijfel bestaat over de relatie tussen verklaringenblad en de rest van de aanvraag. Zo die twijfel bij verweerder niettemin aanwezig zou zijn, ligt het op zijn weg om, op voet van het bepaalde bij artikel 4:5 Awb, de aanvrager in de gelegenheid te stellen daarover nader uitsluitsel te geven. Daaraan doet niet af dat verweerder als vaste praktijk hanteert dat slechts eenmaal de gelegenheid wordt geboden tot het aanvullen van gegevens op voet van artikel 4:5 Awb. Dat verweerder met de voorliggende aanvraag onvoldoende gegevens zou hebben voor de beoordeling van de aanvraag, acht het College overigens niet aannemelijk.
De omstandigheid dat verweerder twijfel heeft over de waarachtigheid van de ondertekende verklaring op het verklaringenblad – welke twijfel steunt op het meergenoemde verschil tussen de naamsvermelding op het verklaringenblad en die op de rest van de aanvraag – kan niet tot een ander oordeel leiden. Allereerst merkt het College in dit verband op dat de omstandigheid dat verweerder via de onderhavige verschillen tussen bepaalde gegevens op het verklaringenblad en die op het aanvraagformulier kan afleiden dat de handtekening van de aanvrager op een andere afdruk van een onderdeel van het formulier is gezet dan de afdruk van de rest van het formulier dat hem is toegezonden, niet zonder meer de conclusie rechtvaardigt dat de inhoudingsplichtige niet door middel van ondertekening naar waarheid kan verklaren onder meer dat de in het aanvraagformulier vermelde gegevens juist en volledig zijn. Door zijn ondertekening staat de aanvrager in voor de juistheid en volledigheid van die gegevens en kan hij daaraan worden gehouden. Het is aan de aanvrager om zich met passende maatregelen ervan te vergewissen – bij voorbeeld door ondergeschikten die met de eindversie van de projectbeschrijving belast zijn op te dragen hem van de eventuele bijstellingen op de hoogte te houden – dat hij daadwerkelijk kan instaan voor de juistheid en volledigheid van de aanvraag.
Door bevoegde ondertekening van deze afdruk van het formulier heeft appellante de aanvraag en de op de desbetreffende afdruk opgenomen gegevens voor haar rekening genomen. Het College is daarom van oordeel dat verweerder appellantes aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verweerder appellantes aanvraag in strijd met het bepaalde in artikel 4:5, eerste lid, Awb buiten behandeling heeft gelaten. Gelet hierop behoeft niet meer te worden ingegaan op de andere gronden die appellante tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.
5.6 Het beroep is gegrond. Het College zal het bestreden besluit vernietigen. Aangezien het voor verweerder niet mogelijk is een andere beslissing te nemen dan het in behandeling nemen van de aanvraag zal het College, doende wat verweerder had behoren te doen, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 27 juli 2005 gegrond verklaren, laatstgenoemd besluit herroepen en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
5.7 Het College ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van appellante en bepaalt deze overeenkomstig het Besluit het Besluit proceskosten bestuursrecht voor het verlenen van professionele rechtsbijstand op 2 punten voor het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting, met een wegingsfactor van 1 per punt.