1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 11 oktober 2005, bij het College op dezelfde dag binnengekomen, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 30 augustus 2005. Dit besluit strekt “tot vaststelling van de methode van regulering, inhoudende de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering voor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet ingevolge artikel 82, tweede lid, Gaswet”, zulks voor een aantal taken, genoemd in de artikelen 10 en 10a Gaswet, en voor de periode 2006 tot en met 2009. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 05/758.
Bij brief van 19 oktober 2005 heeft appellante bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 7 september 2005, dat dient ter uitvoering van het bepaalde in artikel 82, vierde lid, Gaswet en waarbij met toepassing van de in voornoemd besluit van 30 augustus 2005 vastgestelde methode, de korting ter bevordering van de doelmatige bedrijfsvoering (hierna: x-factor) is vastgesteld. Appellante heeft verweerder in genoemde brief om redenen van inhoudelijke samenhang tussen beide genoemde besluiten verzocht om op basis van artikel 7:1a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in te stemmen met rechtstreeks beroep bij het College tegen het besluit van 7 september 2005. Bij besluit van 3 november 2005 heeft verweerder met dit verzoek ingestemd. Bij brief van gelijke datum
heeft verweerder het bezwaarschrift ter behandeling als beroepschrift aan het College doorgezonden. Dit beroep is geregistreerd onder AWB 05/815.
Verweerder heeft bij brief van 27 januari 2006 de op de beroepen betrekking hebbende stukken overgelegd. Verweerder heeft daarbij het College onder verwijzing naar artikel 8:29, eerste lid, Awb medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van de vertrouwelijke versie van (de bijlage bij) een aantal van deze stukken.
Bij brief van gelijke datum heeft verweerder in de procedure met registratienummer
AWB 05/815 een verweerschrift ingediend.
Het College heeft bij beslissing van 16 februari 2006 de gevraagde beperking van de kennisneming gedeeltelijk gerechtvaardigd geacht en daarnaast de bijlagen bij twee stukken aan verweerder geretourneerd, omdat dat geen op de onderhavige zaken betrekking hebbende stukken zijn.
Bij brief van 17 februari 2006 heeft verweerder in de procedure met registratienummer AWB 05/758 een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft bij brief van 24 februari 2006 nadere stukken in geding gebracht.
Op 19 april 2006 heeft het College van appellante in beide beroepsprocedures een conclusie van repliek, met bijlagen, ontvangen.
Bij brief van 21 juni 2006 heeft verweerder een conclusie van dupliek, met bijlagen, ingediend, in de procedure met registratienummer AWB 05/815.
Verweerder heeft bij brief van 30 juni 2006, in de procedure met registratienummer AWB 05/758, eveneens een conclusie van dupliek, met bijlagen, ingediend.
Bij brief van 4 september 2006 heeft appellante nog nadere stukken overgelegd.
Op 14 september 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij namens appellante het woord is gevoerd door mr. E.H. Pijnacker Hordijk en mr. E. Gottschal en namens verweerder door zijn gemachtigden en door
drs. R.C.G. Haffner, W.J.J. van der Wal, ir. M. Huussen MBA en mr. C.D.J. Bisschop.