ECLI:NL:CBB:2006:AZ2239
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag akkerbouwsteun op basis van GLB-regeling
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen Melkveebedrijf A V.o.f. en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin de aanvraag voor akkerbouwsteun voor het jaar 2005 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op de Regeling GLB-inkomenssteun, waarbij werd gesteld dat het aangevraagde perceel niet voldeed aan de definitie van akkerland.
De procedure begon met een brief van appellante op 10 april 2006, waarin zij bezwaar maakte tegen het besluit van 16 maart 2006, dat voortvloeide uit een eerdere afwijzing van haar aanvraag op 24 februari 2006. Tijdens de zitting op 18 oktober 2006 werd het standpunt van beide partijen toegelicht. De Minister had in zijn besluit aangegeven dat perceel 2, waarvoor de steun was aangevraagd, niet voldeed aan de voorwaarden zoals gesteld in de Europese regelgeving, met name Verordening (EG) nr. 1782/2003.
Het College oordeelde dat appellante onvoldoende bewijs had geleverd dat het perceel aan de voorwaarden voldeed. De beoordeling van het College was dat het perceel gedurende de referentieperiode als blijvend grasland was aangemerkt, wat betekende dat het niet in aanmerking kwam voor de gevraagde steun. De stelling van appellante dat zij te goeder trouw had gehandeld, werd niet gehonoreerd, aangezien de regelgeving duidelijk was en appellante op de hoogte had moeten zijn van de voorwaarden. Het College concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en verklaarde het beroep ongegrond.