In dupliek en ter zitting heeft verweerder zich voorts beroepen op de brief van 11 juli 2000 met bijbehorend ”Overzicht openstaande blokkades”. Ook deze brief is volgens verweerder een onderzoekshandeling of daad van vervolging die de verjaring heeft gestuit.
2.4.1 Ingevolge artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 wordt de verjaring gestuit door elke onderzoekshandeling of daad van vervolging van de onregelmatigheid door de bevoegde autoriteit, mits deze aan de betrokkene ter kennis is gebracht.
Het is aan verweerder om te bewijzen dat er na 19 september 1996 onderzoekshandelingen of daden van vervolging zijn verricht waarvan appellanten in kennis zijn gesteld.
Verweerder beroept zich in dit verband op drie stukken: een financieel overzicht van 13 mei 1997, de brief van 11 juli 2000 met bijbehorend ”Overzicht openstaande blokkades” en de brief van 28 september 2000 met het bijbehorend financieel overzicht van 27 september 2000.
2.4.2 Het College is van oordeel dat verweerders verwijzing naar bedoeld financieel overzicht van 13 mei 1997 reeds niet tot de conclusie kan leiden dat daarmee de verjaring is gestuit, nu verweerder bedoeld overzicht niet heeft overgelegd – ter zitting is verklaard dat hij hierover niet meer beschikt – en dientengevolge niet kan worden beoordeeld of dit stuk als (de mededeling van) een onderzoekshandeling dan wel daad van vervolging kan worden aangemerkt.
2.4.3 Het College oordeelt vervolgens over de brief van 11 juli 2000 met bijbehorend ”Overzicht openstaande blokkades”.
Deze brief van verweerder is een reactie op de brief van appellanten van 3 juli 2000. In de brief van 3 juli 2000 wordt verweerder, kennelijk naar aanleiding van een aan appellanten verstuurd financieel overzicht van 20 juni 2000, verzocht om appellanten te informeren over de details van de bedragen die in de in het financieel overzicht opgenomen kolom
“ov. blokkades ZERC” zijn vermeld. Bij brief van 11 juli 2000 heeft verweerder hierop aan appellanten een “Overzicht openstaande blokkades” gestuurd, waarin voor elk van de appellanten, onder vermelding van de toepasselijke regeling, de documentnummers, de boekdatum en de geblokkeerde (deel)bedragen, wordt gespecificeerd waarop de in de kolom “ov. blokkades ZERC” genoemde bedragen betrekking hebben.
Het College is van oordeel dat de brief van 11 juli 2000 met het bijbehorend overzicht niet als mededeling van een onderzoekshandeling in de zin van artikel 3, eerste lid, derde alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 kan worden aangemerkt. De mededeling betreft immers geen te verrichten of verrichte handeling van onderzoek naar de geconstateerde onregelmatigheid.
Het College is van oordeel dat de brief van 11 juli 2000 met het bijbehorend overzicht evenmin als mededeling van een daad van vervolging in de zin van artikel 3, eerste lid, derde alinea, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 kan worden aangemerkt. Weliswaar kan het blokkeren van zekerheden in beginsel een daad van vervolging zijn, maar niet kan worden staande gehouden dat de brief van 11 juli 2000 appellanten van het blokkeren van de zekerheden op de hoogte stelt. De zekerheden waren immers al in een veel eerder stadium, waarschijnlijk zelfs al vóór 19 september 1996, geblokkeerd. Met de brief van 11 juli 2000 werd desgevraagd nadere informatie verstrekt over de openstaande blokkades van zekerheden. Het enkele verstrekken van informatie over in het verleden geblokkeerde zekerheden is geen (nieuwe) daad van vervolging.
2.4.4 De brief van 28 september 2000 met het bijbehorend financieel overzicht van 27 september 2000 kan reeds niet tot stuiting van de verjaring leiden, aangezien sinds de fax van 19 september 1996, die de verjaring heeft gestuit, meer dan vier jaar zijn verstreken.
2.4.5 De conclusie is dat verweerder niet heeft bewezen dat de verjaring is gestuit.
2.5 De beroepen zijn daarom gegrond en de bestreden besluiten dienen wegens strijd met artikel 3 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 te worden vernietigd. Nu verweerder genoegzaam in de gelegenheid is geweest om feiten of omstandigheden aan te wijzen die naar zijn mening de verjaring stuiten en de daarop betrekking hebbende stukken over te leggen, en er voorts geen grond is om aan te nemen dat verweerder nog andere stukken zou kunnen overleggen, zal het College met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb zelf in de zaken voorzien en de primaire besluiten van 2 augustus 2002 herroepen.
2.6 Het College is ten slotte niet gebleken dat er kosten zijn die op grond van artikel 8:75 Awb voor vergoeding in aanmerking komen.