ECLI:NL:CBB:2006:AY9600
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van vergunning voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten op basis van de Wet op de Kansspelen
In deze zaak heeft appellant, eigenaar van een pand in Delfzijl, beroep ingesteld tegen de weigering van de burgemeester om een vergunning te verlenen voor het aanwezig hebben van kansspelautomaten. De burgemeester had deze vergunning geweigerd op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en het uitsterfbeleid dat van toepassing was op de bestaande speelautomatenhal in de gemeente. Appellant had op 12 juli 2005 een vergunning aangevraagd, maar deze werd geweigerd omdat hij niet beschikte over een halvergunning en niet voldeed aan de voorwaarden van de APV.
De procedure begon met een beroepschrift dat op 2 maart 2006 werd ingediend bij de rechtbank Groningen, maar werd later doorverwezen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Tijdens de zitting op 20 september 2006 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Appellant betoogde dat het uitsterfbeleid onredelijk was en dat het plaatsen van enkele speelautomaten geen onaanvaardbare gevolgen zou hebben. Hij stelde ook dat hij eventueel een restaurant in zijn pand wilde vestigen, maar dat het pand geen horecabestemming had.
Het College oordeelde dat de burgemeester terecht de vergunning had geweigerd. De wetgeving staat de gemeenteraad toe om het exploiteren van speelautomatenhallen te verbieden, en het uitsterfbeleid was een legitieme maatregel. Het College concludeerde dat appellant niet voldeed aan de vereisten voor het verkrijgen van een vergunning en dat het beroep ongegrond was. De beslissing van de burgemeester werd bevestigd, en er waren geen termen voor een proceskostenveroordeling.