ECLI:NL:CBB:2006:AY9330

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
6 september 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/467
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van subsidieaanvraag voor akkerbouwgewassen door kennelijke fout

In deze zaak heeft appellant, een akkerbouwer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor subsidie op basis van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen werd afgewezen. De aanvraag betrof een perceel maïs, maar appellant had per abuis een verkeerd perceelsnummer opgegeven. De Minister stelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout, zoals bedoeld in de Europese regelgeving, omdat de aanvraag en de bijbehorende gegevens geen tegenstrijdigheden vertoonden. Appellant had in zijn aanvraag 9.06 ha maïs opgegeven, maar de geconstateerde oppervlakte van het opgegeven perceel kwam niet overeen met de opgegeven oppervlakte. Na een onderzoek ter zitting, waarin beide partijen hun standpunten toelichtten, oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven dat de aanvraag niet kon worden aangepast. Het College concludeerde dat er geen kennelijke fout was, omdat de gegevens in de aanvraag consistent waren en er geen bewijs was dat appellant een ander perceel in gebruik had dan het opgegeven perceel. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/467 6 september 2006
5135
Uitspraak in de zaak van:
A, te X, appellant,
gemachtigde: A.J. Hoogendoorn, werkzaam bij E.J. Bos Mengvoeders,
tegen
de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. F.S. Cooke, werkzaam bij verweerders Dienst Regelingen.
1. De procedure
Appellant heeft bij brief van 30 juni 2005, bij het College binnengekomen op 7 juli 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 10 juni 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar van appellant tegen verweerders besluit van 17 januari 2005 op de door appellant ingediende aanvraag oppervlakten 2004 in het kader van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling).
Bij brief van 9 augustus 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 28 juni 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij partijen bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader hebben toegelicht.
2. De grondslag van het geschil
2.1 In Verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen was onder meer het volgende bepaald:
“Artikel 8 - Wijzigingen in de steunaanvraag "oppervlakten"
1. Onverminderd het bepaalde in lid 3, mogen na de uiterste datum voor de indiening van de steunaanvraag "oppervlakten" individuele voor de landbouw gebruikte percelen die nog niet in de steunaanvraag waren aangegeven, worden toegevoegd, en wijzigingen met betrekking tot het gebruik of de steunregeling worden aangebracht, voorzover alle krachtens de op de betrokken steunregeling van toepassing zijnde sectorspecifieke voorschriften geldende voorwaarden in acht worden genomen.
2. (…)
3. Wanneer de bevoegde instantie het bedrijfshoofd reeds in kennis heeft gesteld van onregelmatigheden in zijn steunaanvraag, of van haar voornemen bij hem een controle ter plaatse uit te voeren, waarbij vervolgens onregelmatigheden worden ontdekt, mogen met betrekking tot de betrokken percelen landbouwgrond geen toevoegingen of wijzigingen overeenkomstig de leden 1 en 2 worden aangebracht.
Artikel 12 - Verbetering van kennelijke fouten
Onverminderd de voorschriften van de artikelen 6 tot en met 11 kan in geval van een door de bevoegde instantie erkende kennelijke fout, een steunaanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast.
Artikel 32
(…)
2. Wanneer met betrekking tot de totale geconstateerde oppervlakte waarop een steunaanvraag in het kader van de in artikel 1, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 3508/92 vermelde steunregelingen betrekking heeft, het verschil tussen de aangegeven oppervlakte en de geconstateerde oppervlakte in de zin van artikel 31, lid 2, groter is dan 30%, wordt het op grond van die steunregelingen toe te kennen steunbedrag waarop het bedrijfshoofd overeenkomstig artikel 31, lid 2, aanspraak zou kunnen maken, voor het betrokken kalenderjaar geweigerd.
Wanneer het verschil groter is dan 50%, wordt het bedrijfshoofd bovendien tot een bedrag dat gelijk is aan het op grond van de eerste alinea geweigerde steunbedrag, nogmaals uitgesloten van de steun. Dit bedrag wordt verrekend met de betalingen in het kader van de in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 3508/92 genoemde steunregelingen waarop het bedrijfshoofd aanspraak kan maken op grond van aanvragen die hij indient in de drie kalenderjaren die volgen op het kalenderjaar waarin het verschil wordt vastgesteld.”
Artikel 9 van de Regeling luidde voorzover hier van belang:
“1. Na sluiting van de aanvraagperiode, doch uiterlijk op de datum die voor de inzaai of overeenkomstig de raadsverordening is vastgesteld, kan de aanvraag oppervlakten worden gewijzigd overeenkomstig artikel 8 van verordening 2419/2001.
2. Indien de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, na de aldaar bedoelde datum door LASER worden ontvangen, wordt de subsidie die betrekking heeft op het daadwerkelijke gebruik van de betrokken percelen verlaagd met 1% per werkdag dat de wijzigingen te laat worden ingediend.
3. In afwijking van het tweede lid, worden de wijzigingen, bedoeld in het eerste lid, die meer dan 25 kalenderdagen na sluiting van de aanvraagperiode door LASER worden ontvangen, niet meer geaccepteerd. Indien deze uiterste datum evenwel ligt voor of op de in het eerste lid bedoelde datum voor de inzaai, worden de wijzigingen die na de datum voor de inzaai worden ontvangen niet meer geaccepteerd.
4. In afwijking van het eerste lid kan de aanvraag oppervlakten in geval van een door LASER erkende kennelijke fout na de in het eerste lid bedoelde datum worden verbeterd.
5. De aanvraag oppervlakten kan te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, echter indien LASER, de AID of het productschap de producent in kennis heeft gesteld van:
a. onregelmatigheden in zijn aanvraag oppervlakten, of
b. het voornemen bij hem een controle ter plaatse uit te voeren, waarbij vervolgens onregelmatigheden worden ontdekt, mogen de bij de onregelmatigheden betrokken gedeelten van de aanvraag niet worden ingetrokken.
6. Van de wijziging bedoeld in het eerste lid, de verbetering bedoeld in het vierde lid en de intrekking bedoeld in het vijfde lid wordt LASER schriftelijk in kennis gesteld.”
2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Appellant heeft bij zijn aanvraag oppervlakten 2004 9.06 ha maïs voor akkerbouwsteun opgegeven, waaronder het perceel 1 (perceelsnummer 1693144452) van 5.28 ha.
- Bij brief van 11 oktober 2004 heeft verweerder aan appellant medegedeeld dat de geconstateerde oppervlakte van perceel 1 niet overeenkomt met de door appellant en andere aanvragers opgegeven oppervlakte.
- Op 18 oktober 2004 heeft verweerder een reactie ontvangen, waarbij appellant verweerder meedeelt de aanvraag zijns inziens goed te hebben ingevuld en niet te weten waar de fout zit.
- Bij brief van 17 januari 2005 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft het perceel 1 als niet geconstateerd aangemerkt. Daardoor is een verschil ontstaan tussen de aangevraagde oppervlakte maïs en de geconstateerde oppervlakte dat, uitgedrukt in een percentage van de geconstateerde oppervlakte, 139,68% bedraagt. Na toepassing van artikel 32, tweede lid, van Vo (EG) nr. 2419/2001 leidt dit tot afwijzing van de aanvraag, terwijl appellant nogmaals is uitgesloten voor een bedrag van € 2215,38.
- Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 21 januari 2005 bezwaar gemaakt.
- Blijkens een telefoonnotitie van 19 april 2005 is appellant nagegaan waar het in de aanvraag opgegeven perceel ligt en heeft hij geconstateerd dat dit perceel niet van hem is.
- Naar aanleiding van het telefoongesprek heeft appellant een schriftelijke verklaring, bij verweerder ontvangen op 19 mei 2005, toegezonden. Hierin heeft appellant uiteengezet dat niet met opzet een verkeerd perceel in de aanvraag is opgegeven. De verwarring is ontstaan doordat de percelen qua grootte op elkaar lijken en op een vergelijkbare locatie liggen.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Hiertoe is onder meer het volgende overwogen.
“ (…) na onderzoek is gebleken dat u niet de gerechtigde bent tot het perceel op het perceelsnummer 16931.44452. Naar aanleiding van ons telefonisch onderhoud op 18 april 2005 bent u naar het betreffende perceel gereden om te kijken waar het precies ligt. U kwam er toen achter dat uw perceel niet op het perceelsnummer 16931.44452 ligt, maar een stuk verderop, op het perceelsnummer 17000.44343.
Nu u aangeeft per abuis het verkeerde perceel te hebben opgegeven, dient uw aanvraag gewijzigd te worden, om nog in aanmerking te komen voor subsidie. Op grond van de Regeling is een dergelijke wijziging echter niet meer mogelijk wanneer die wijziging na 11 juni 2004 is doorgegeven aan Dienst Regelingen. Alleen in geval er sprake is van een door Dienst Regelingen erkende kennelijke fout kan de aanvraag te allen tijde na de indiening worden aangepast. Er is sprake van een kennelijke fout in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie nr. AGR 49533/2002, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing.
In uw geval is geen sprake van een kennelijke fout. Hiervoor is namelijk vereist dat de in dezelfde aanvraag verstrekte gegevens onderling strijdig zijn of dat het ontbreekt aan samenhang tussen op hetzelfde formulier (of bedrijfskaart) verstrekte gegevens. Uit uw aanvraag is, los van andere aanvragen, geen tegenstrijdigheid af te leiden. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig of inconsequent ingevuld. Dienst Regelingen hoefde derhalve niet te twijfelen aan hetgeen u met uw aanvraag beoogde. Op basis van het voorgaande kan ik de door u voorgestelde wijziging niet doorvoeren, zodat ik de door Dienst Regelingen geconstateerde situatie handhaaf.”
4. Het standpunt van appellant
Appellant heeft samengevat het volgende aangevoerd.
Per abuis is in de aanvraag perceel 1 met een verkeerd perceelsnummer, namelijk met perceelsnummer 1693144452, opgegeven en verkeerd op de bedrijfskaart ingetekend. Appellant beoogde subsidie aan te vragen voor het perceel met perceelsnummer 17000.44343 (en een deel van perceel 16977.44332). Deze grond heeft appellant op basis van een pachtovereenkomst in gebruik. Hij teelt daarop maïs.
Het verkeerd ingetekende perceel en het bij appellant in gebruik zijnde perceel zijn nagenoeg even groot en liggen aan dezelfde weg op een vergelijkbare locatie. Dit is dan ook de reden van de gemaakte vergissing. Geen sprake is van het opzettelijk opgeven van een verkeerd perceel.
De door appellant gemaakte fout is een kennelijke fout zoals bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001. In het werkdocument van de Commissie is bepaald wat een kennelijke fout is. Het dient te gaan om duidelijke vergissingen, waarbij de landbouwer te goeder trouw heeft gehandeld en er geen enkel gevaar voor bedrog is. Naar de mening van appellant is hiervan sprake.
In voorgaande jaren is het perceel steeds met het verkeerde nummer opgegeven. Nu pas is de fout ontdekt.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 In dit geding gaat het om de vraag of verweerder de door appellant gemaakte vergissing, namelijk het opgeven van een verkeerd perceel in de aanvraag en het verkeerd intekenen van dit perceel op de bedrijfskaart, als een kennelijke fout in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 had moeten aanmerken en appellant de gelegenheid had moet bieden zijn aanvraag aan te passen.
5.2 Verweerder heeft zich bij de bepaling of zich een kennelijke fout voordoet laten leiden door het werkdocument van de Europese Commissie met kenmerk AGR 49533/2002. Naar het oordeel van verweerder is er hier geen sprake van een kennelijke fout, omdat de aanvraag zelf en de bijbehorende bedrijfskaart geen tegenstrijdigheid bevatten en daaruit derhalve niet blijkt dat de gedane opgave onjuist is. Ook nauwkeuriger onderzoek van de aanvraag door middel van onderlinge vergelijking van de overige op dezelfde aanvraag opgegeven percelen, leidt volgens verweerder niet tot de conclusie dat sprake is van een kennelijke fout. Desgevraagd heeft verweerder voorts verklaard voor de vraag of sprake is van een kennelijke fout, rekening te houden met alle door de aanvrager overhandigde documenten en gegevens. Dan nog kan geen tegenstrijdigheid worden vastgesteld.
5.3 Zoals het College in zijn uitspraak van 11 juli 2003 (AWB 00/433; <www.rechtspraak.nl, LJN AI0376>) met betrekking tot de voorloper van het huidige werkdocument heeft overwogen, is het werkdocument niet aan te merken als een verordening, een richtlijn of een beschikking in de zin van artikel 249 EG. Aan het werkdocument komt derhalve geen verbindende kracht toe. Naar zijn inhoud bevat dit werkdocument bovendien niet een limitatief systeem van mogelijke gronden om wijziging van de aanvraag na de sluitingsdatum op grond van een kennelijke fout toe te laten. Dit neemt niet weg dat verweerder de bevoegdheid om aan de hand van het werkdocument, binnen de door Verordening (EG) nr. 2419/2001 getrokken grenzen, een vaste beleidslijn te ontwikkelen, zeker niet ontzegd kan worden.
5.4 Het College is op grond van alle feiten en omstandigheden van oordeel dat geen sprake is van een kennelijke fout. In de door appellant ingevulde aanvraag en de bijbehorende bedrijfskaart zijn geen tegenstrijdigheden aanwijsbaar, die duiden op een vergissing. Het door appellant opgegeven perceelsnummer komt immers overeen met het ingetekende perceel. Ook de grootte van het ingetekende perceel wijkt niet af van de opgegeven oppervlakte. Voorts kan uit de aanvraag niet afgeleid worden dat de opgave van het perceel niet conform de bedoeling van appellant is gedaan. Uit de aanvraag is niet af te leiden welk perceel appellant dan wel in gebruik had en voor steun had willen opgeven. Het feit dat appellant het verkeerde perceel geheel te goeder trouw heeft opgegeven, maakt het voorgaande niet anders. Nu geen sprake is van een kennelijke fout kan de aanvraag niet worden aangepast. Verweerder heeft dan ook terecht beslist op de aanvraag zoals die daar lag. Bij zijn besluitvorming heeft verweerder de geldende regels correct toegepast.
5.5 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet het College geen aanleiding.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. W.E. Doolaard, mr. E.J.M. Heijs en mr. M.J. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Vazquez Muñoz als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 6 september 2006.
w.g. W.E. Doolaard w.g. M.H. Vazquez Muñoz