ECLI:NL:CBB:2006:AY9307
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schade door doden van dieren en onschadelijk maken van producten in het kader van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 31 augustus 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen de maatschap A en B, appellante, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder. De appellante had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 maart 2005, waarin het bezwaar van appellante tegen een eerder besluit van 14 januari 2005 werd afgewezen. Dit eerdere besluit betrof een verzoek om volledige schadevergoeding voor inkomensderving door de leegstand van haar pluimveehouderij, die preventief was geruimd in het kader van de bestrijding van de vogelpest. De appellante stelde dat haar bedrijf, gelegen in een bufferzone, geen ziekteverschijnselen vertoonde en dat de ruiming onterecht was. De verweerder had echter in eerdere uitspraken gesteld dat het ruimen van dieren en het onschadelijk maken van producten een vorm van eigendomsontneming is, waarvoor een passende schadevergoeding dient te worden verleend. Het College oordeelde dat de wet een gesloten systeem van tegemoetkomingen in schade kent en dat de door appellante gestelde schade buiten dit systeem valt. Het College concludeerde dat de appellante geen recht had op vergoeding van de inkomensderving, omdat deze als normaal bedrijfsrisico werd aangemerkt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om risico's te dragen die inherent zijn aan hun bedrijfsvoering, vooral in het geval van besmettelijke dierziekten. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en het College zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.