ECLI:NL:CBB:2006:AY7541
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluiten inzake slachtpremies voor runderen
In deze zaak heeft de Maatschap A, B, C, D en E, gevestigd te F, beroep ingesteld tegen twee besluiten van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die betrekking hebben op de toekenning van slachtpremies voor runderen. De appellante heeft in de periode van 2001 en 2002 runderen laten slachten en heeft hieromtrent aanvragen om slachtpremie ingediend. De Minister heeft echter besloten om de aanvragen voor een aantal dieren te weigeren, omdat de slachtmeldingen te laat waren ingediend. De appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak in behandeling genomen.
De procedure begon met een beroep dat op 25 augustus 2003 door het College is ontvangen, waarbij de appellante zich tegen de besluiten van 23 juli 2003 en 15 augustus 2003 heeft gekeerd. Tijdens de zitting op 5 maart 2004 heeft de Minister aangegeven bereid te zijn om nieuw bewijs te overwegen, wat leidde tot een schorsing van het onderzoek. Uiteindelijk heeft de Minister op 21 juni 2005 een herzien besluit genomen, maar de appellante heeft ook hiertegen beroep aangetekend.
Het College heeft vastgesteld dat de appellante geen rechtens te honoreren belang meer heeft bij het beroep tegen het besluit van 15 augustus 2003, omdat dit besluit inmiddels was vervangen. Het beroep tegen het besluit van 21 juni 2005 werd echter gegrond verklaard, omdat de Minister niet adequaat had gereageerd op het beroep van de appellante op het gelijkheidsbeginsel. Het College heeft het besluit van 21 juni 2005 vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten, omdat de te late indiening van de aanvraag door het slachthuis voor de appellante risico's met zich meebracht die niet onredelijk bezwarend waren. De Minister is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan de appellante.