3. De bestreden besluiten
Verweerder heeft appellantes bezwaren inzake het ontbreken van het bedrijfsregister ongegrond verklaard en hiertoe, samengevat, het volgende overwogen.
Om voor rundveepremies in aanmerking te komen, dient op grond van artikel 7, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1760/2000 elke houder van dieren, met uitzondering van vervoerders, een register bij te houden. In artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97 is bepaald welke gegevens het bedrijfsregister ten minste dient te bevatten.
Op 31 maart 2003 heeft op het bedrijf van appellante een fysieke controle plaatsgevonden. Uit het rapport van deze fysieke controle blijkt dat ten tijde van deze controle de runderen die in de twaalf maanden voorafgaand aan deze controle waren aangevraagd, niet op de voorgeschreven wijze waren geregisteerd in het bedrijfsregister en dat het bedrijfsregister evenmin gedurende drie jaar op het bedrijf werd bewaard. Uit de toelichting bij dit rapport blijkt dat alleen deel B van het oude bedrijfsregister werd ingevuld en dat daarbij slechts het werknummer en de afvoermaand van de dieren werden vermeld.
Op grond van het voorgaande kunnen de door appellante ten tijde van de controle getoonde bescheiden niet als een bedrijfsregister in de zin van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 2629/97 worden aangemerkt.
Voor een doelmatige controle is het aanwezig zijn van een bedrijfsregister noodzakelijk. In het arrest van 13 december 2001 inzake C-131/00 (Nilsson) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen geoordeeld dat wanneer een doeltreffende controle door het ontbreken van een bedrijfsregister niet kan worden verricht, moet worden aangenomen dat door toedoen van de betreffende veeproducent de controle niet kan plaatsvinden.
Artikel 17 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 bepaalt dat de aanvraag wordt afgewezen, indien het bedrijfshoofd een controle ter plaatse verhindert. Er wordt in het onderhavige geval derhalve geen premie toegekend voor de runderen die, voorzover het het premiejaar 2003 betreft, zijn aangevraagd in de te controleren periode. Tevens dient op grond van artikel 38, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 een sanctie te worden opgelegd over de dieren waarvoor in 2003 na de fysieke controle premie is aangevraagd.
Appellante heeft in 2003 voor tien stieren aanhoudpremie aangevraagd en voor acht dieren slachtpremie. Op grond van de bevindingen ten tijde van de fysieke controle kunnen de tien stieren en drie van de runderen waarvoor slachtpremie is aangevraagd niet als geconstateerd worden beschouwd. Aangezien het totaal aantal geconstateerde afwijkingen groter is dan drie en het percentage afwijkingen groter is dan 20%, namelijk 13/5 * 100 = 260%, is op grond van artikel 38, tweede lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 de premie geheel geweigerd. Omdat het percentage hoger is dan vijftig is appellante bovendien terecht voor een bedrag van € 595,75 uitgesloten van inkomenssteun. Dit uitsluitingsbedrag is vastgesteld op grond van de vijf geconstateerde dieren waarvoor slachtpremie is aangevraagd.
Appellante heeft gesteld dat zij vanwege een bedrijfsongeval van A de nieuwe voorgeschreven formulieren met betrekking tot het bedrijfsregister enkele weken te laat heeft toegepast, omdat A vanwege zijn gezondheidsklachten deze formulieren nog niet aan zijn zoon door had kunnen geven. Voorzover appellante hiermee een beroep doet op overmacht in de zin van artikel 48 van Verordening (EG) nr. 2419/2001, kan dit beroep niet slagen. Appellante heeft verweerder immers niet (tijdig) op de hoogte gesteld van de ziekte van A. Bovendien is in het onderhavige geval sprake van een maatschap en is niet gebleken dat de taken van de door ziekte getroffen maat van dien aard waren dat deze niet door de andere maat, of desnoods een derde, overgenomen hadden kunnen worden. Het lag op de weg van appellante desnoods hulp te zoeken voor de uitoefening van het bedrijf.
Dat de controle onrechtmatig is geweest, is niet gebleken. Met name is niet gebleken dat appellante ten tijde van de fysieke controle op 31 maart 2003 de beschikking had over een sluitende dieradministratie, dat deze door de controleur is meegenomen zonder een kopie achter te laten en dat de controleur nadien ten onrechte heeft gesteld dat een bedrijfsregister ontbrak. De controleur heeft ten tijde van de controle slechts gegevens uit de administratie overgenomen. Hetgeen appellante heeft aangevoerd met betrekking tot het verloop van de controle kan niet leiden tot het oordeel dat de bestreden besluiten onzorgvuldig en/of onrechtmatig tot stand zijn gekomen.
Voorzover appellante heeft aangevoerd dat zij zich vanwege de opgelegde sancties als fraudeur voelt behandeld, wordt overwogen dat de opgelegde sancties rechtstreeks voortvloeien uit de toepasselijke communautaire regelgeving en dat het verweerder niet is toegestaan hiervan af te wijken.