4. De gronden van het beroep van Orange en de reacties van de andere partijen
4.1 Orange heeft met name het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Ingevolge artikel 19.5 Tw was KPN tot de inwerkingtreding van de marktanalysebesluiten inzake mobiele telefonie gebonden aan de onder de Tw (oud) geldende verplichtingen. Het bestreden besluit heeft tot gevolg dat deze verplichtingen niet langer op KPN rusten, wat aanzienlijke gevolgen heeft voor de markt. Gelet hierop dient OPTA in het bestreden besluit te voldoen aan de verzwaarde motiveringsplicht van artikel 1.3, vierde lid, Tw.
KPN en Vodafone zijn een aantal jaren eerder tot de markt toegetreden dan Orange en T-Mobile, waardoor zij een voorsprong hebben verworven die door latere toetreders niet meer is in te halen. KPN/Telfort beschikt over een marktaandeel van meer dan vijftig procent, Vodafone heeft bijna een kwart van de markt in handen en de marktaandelen van Orange en T-Mobile zijn respectievelijk ongeveer elf en veertien procent. Een tweede oorzaak van de grote verschillen in marktaandelen is dat KPN en Vodafone beschikken over een GSM 900-netwerk, waarvan de dekking beter is en de kosten lager zijn dan van de DCS 1800-netwerken waarover Orange en T-Mobile beschikken. De verschillen in marktaandelen zijn relevant omdat een groter marktaandeel leidt tot schaalvoordelen, die eruit bestaan dat de in de mobiele markt zeer hoge vaste kosten over een groter aantal abonnees of belminuten kunnen worden gespreid. In het geval van KPN komt daar nog bij dat zij op veel andere markten over AMM beschikt, zodat zij geïntegreerde dienstenpakketten kan aanbieden. Bovendien heeft KPN na de overname van Telfort bijna zeventig procent van de wholesalemarkt voor dienstverlening aan Mobile Virtual Operators in handen.
Ten onrechte heeft OPTA in het bestreden besluit slechts de wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw op mobiele openbare telefoonnetwerken in Nederland als relevante markt aangewezen. Onder het oude kader waren KPN immers verplichtingen opgelegd op grond van haar dominante positie op de retailmarkt. Teneinde te onderzoeken of die verplichtingen gehandhaafd dienen te blijven, had OPTA ingevolge artikel 6a.1, tweede lid, Tw juncto artikel 27 van de Kaderrichtlijn en artikel 6.4, eerste lid, Tw (oud) de retailmarkt moeten aanwijzen als relevante markt in de zin van artikel 6a.1, tweede lid, Tw.
OPTA heeft onvoldoende onderzocht of sprake is van één retailmarkt voor mobiele telefonie dan wel van een retailmarkt voor zakelijke gebruikers enerzijds en een retailmarkt voor particuliere gebruikers anderzijds. Orange heeft gemotiveerd betoogd dat dit laatste het geval is, maar op deze argumenten is OPTA in het bestreden besluit onvoldoende ingegaan. Gelet hierop is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 1.3, eerste en vierde lid, Tw en afdeling 3.7 Awb.
De conclusie van OPTA dat de zakelijke en particuliere retailactiviteiten tot dezelfde markt behoren, is ook inhoudelijk onjuist. Ondernemingen, wellicht met uitzondering van eenmanszaken, wensen en krijgen tal van voordelen, waardoor de op de zakelijke markt geleverde producten onvergelijkbaar zijn met particuliere abonnementen. Mede door het verschil in vraag is op de zakelijke markt sprake van prijsinelasticiteit, hetgeen leidt tot zodanige prijsverschillen dat aan de vraagzijde geen sprake is van substitutie tussen zakelijke en particuliere gebruikers. OPTA meent op grond van een SSNIP-test te kunnen vaststellen dat sprake is van aanbodsubstitutie, maar ziet eraan voorbij dat voor zakelijke gebruikers de indoor dekking veel belangrijker is dan de prijs. De netwerken van KPN en Vodafone bieden een betere indoor dekking dan die van Orange en T-Mobile. Het effect van een eventuele prijsverlaging door Orange op de zakelijke markt is dan ook zeer gering.
Dat de zakelijke markt andere karakteristieken vertoont dan de niet-zakelijke markt blijkt ook uit de marktaandelen. KPN en Vodafone hebben samen ongeveer negentig procent van de zakelijke retailmarkt in handen en het aandeel van KPN op deze markt ligt tussen de drieënvijftig en tweeënzestig procent. De conclusie dat KPN AMM heeft op de retailmarkt voor zakelijke mobiele telefonie lijkt daarmee onontkoombaar.
Ten onrechte heeft OPTA geen onderzoek gedaan naar de invloed van 3G/UMTS en andere relevante marktontwikkelingen. OPTA dient een prospectieve marktanalyse te verrichten, waarbij de verwachte ontwikkelingen tot 2008 in de beoordeling moeten worden betrokken. Met betrekking tot 3G/UMTS overweegt OPTA in het bestreden besluit slechts dat 3G-netwerken en diensten nog onvoldoende zijn ontwikkeld en dat daarvan in de aan de orde zijnde reguleringsperiode geen invloed te verwachten is. Dit wekt bevreemding, aangezien alle mobiele operators op grond van de aan hen verleende UMTS-vergunningen verplicht zijn tot een substantiële uitrol van hun UMTS-netwerken in 2006. De belangstelling voor UMTS-diensten, zoals het bekijken van televisiebeelden op een mobiele telefoon, is aanzienlijk. Mede door de overname van Nozema Services N.V. (hierna: Nozema) en de daarmee gepaard gaande verkrijging van de volledige zeggenschap over het bedrijf Digitenne, dat als enige in Nederland beschikt over een vergunning uit te zenden op basis van DVB-H (digital video broadcasting handheld), beschikt KPN wat betreft de mogelijkheid tot het aanbieden van dergelijke diensten over een sterke positie. Ook overigens kan bij het beoordelen van het belang van de ontwikkelingen rond 3G/UMTS niet worden voorbijgezien aan de sterke positie van KPN op andere markten.
Ook indien zou worden aangenomen dat OPTA wat betreft de marktafbakening voldoende onderzoek heeft verricht, hetgeen Orange betwist, geldt dat de conclusie van OPTA dat geen sprake is van een aanbieder met AMM onjuist is en dat het daaraan ten grondslag liggende onderzoek van OPTA onzorgvuldig is.
Marktaandeel is een essentiële, zo niet de belangrijkste graadmeter om te beoordelen of een aanbieder beschikt over AMM.
Ten onrechte gaat OPTA uit van onjuiste of verouderde informatie over de marktaandelen van de verschillende aanbieders. In het ontwerpbesluit heeft OPTA het marktaandeel van KPN te laag weergegeven, hetgeen in het bestreden besluit ondanks de bedenkingen van Orange niet is gecorrigeerd. OPTA is zelfs in het geheel niet ingegaan op de betreffende bedenkingen van Orange.
Hierbij komt nog dat KPN, nadat het ontwerpbesluit is genomen, Telfort heeft overgenomen. Uit verschillende publicaties blijkt dat het marktaandeel van KPN/Telfort groter is dan vijftig procent. In het bestreden besluit is het marktaandeel van KPN/Telfort echter, op basis van het aantal aansluitingen in 2003, geraamd op tussen veertig en vijftig procent.
OPTA heeft uitsluitend informatie over de periode 2001-2003 aan marktpartijen gevraagd. Zeker gezien de overname van Telfort door KPN had OPTA tevens moeten vragen om gegevens met betrekking tot omzet en aantallen aansluitingen in 2004 en 2005. OPTA is in dit opzicht slechts afgegaan op door KPN zelf verstrekte gegevens, uitgerekend de partij die op grond van haar marktaandeel als enige het risico liep te worden aangewezen als aanbieder met AMM. OPTA had tenminste cijfers over recente marktaandelen uit onafhankelijke bron moeten verkrijgen en het is onbegrijpelijk dat zij de in het ontwerpbesluit genoemde cijfers van een onafhankelijk onderzoeksbureau met betrekking tot 2004 geheel onbesproken laat.
Het onderzoek van OPTA naar de marktaandelen van de verschillende partijen is derhalve onzorgvuldig uitgevoerd, hetgeen direct doorwerkt in de marktanalyse op wholesaleniveau. De door OPTA gehanteerde cijfers kunnen de slotsom dat KPN niet beschikt over AMM niet dragen. Het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 Awb en de motiveringsplicht van afdeling 3.7 Awb en artikel 1.3, vierde lid, Tw. Voorts heeft OPTA niet voldaan aan de in artikel 6a.1 en 6a.2 Tw en de Richtsnoeren van de Commissie vervatte onderzoeksplicht.
Ten onrechte concludeert OPTA dat KPN geen AMM heeft op de verschillende relevante mobiele markten op retail- en wholesaleniveau, althans OPTA heeft nagelaten dit adequaat te onderzoeken. Zelfs indien wordt uitgegaan van één retailmarkt voor zowel zakelijke als particuliere gebruikers, ligt het marktaandeel van KPN boven vijftig procent. Een dergelijk marktaandeel vormt in beginsel reeds voldoende bewijs van het bestaan van AMM. Het is dan ook onbegrijpelijk dat OPTA concludeert dat KPN geen AMM heeft op de retailmarkt. In ieder geval geldt dat het marktaandeel van KPN, zelfs indien wordt uitgegaan van de in het bestreden besluit genoemde cijfers, voor OPTA aanleiding had moeten vormen voldoende te onderzoeken of sprake is van AMM op retail- of wholesaleniveau. Wat betreft de retailmarkten laat OPTA een dergelijk onderzoek geheel achterwege en ten aanzien van de wholesalemarkt is het onderzoek volstrekt inadequaat. Ook in zoverre is het bestreden besluit genomen in strijd met artikel 1.3, vierde lid, 6a.1 en 6a.2 Tw, de Richtsnoeren van de Commissie, alsmede artikel 3:2 en afdeling 3.7 Awb.
Orange verzoekt het College het bestreden besluit te vernietigen en OPTA op te dragen de retailmarkt voor mobiele telefonie als relevante markt aan te wijzen, in dat verband onderscheid te maken tussen relevante markten voor zakelijke en niet-zakelijke gebruikers en KPN aan te wijzen als aanbieder met AMM op de wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw op mobiele openbare telefoonnetwerken en de retailmarkten voor mobiele openbare telefonie.
4.2 In reactie op het beroep van Orange heeft OPTA met name het volgende aangevoerd.
Aanbieders van toegang en gespreksopbouw op wholesale-niveau dienen ingevolge artikel 3.3, eerste lid, Tw te beschikken over een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte en in het bezit te zijn van een netwerk voor het gebruik van deze ruimte. Deze aanbieders worden Mobiele Netwerk Operators (hierna: MNO's) genoemd. Aanbieders van mobiele diensten op de aanpalende retailmarkt moeten op wholesaleniveau toegang en gespreksopbouw inkopen. Op de retailmarkt zijn zowel de "eigen" service providers van de verticaal geïntegreerde MNO's als Mobiele Virtuele Netwerk Operators (hierna: MVNO's) en onafhankelijke service providers actief. Al deze aanbieders concurreren met elkaar.
In het bestreden besluit heeft OPTA vastgesteld dat geen van de MNO's, ook KPN niet, beschikt over AMM op de onderhavige wholesalemarkt. Na de overname van Telfort door KPN is sprake van vier concurrerende MNO's in Nederland, die zich niet onafhankelijk van elkaar of van hun afnemers kunnen gedragen. Dit vormt een voldoende waarborg voor effectieve concurrentie op zowel retail- als wholesaleniveau. Gezien het marktaandeel van KPN, dat ongeveer vijftig procent bedraagt, heeft OPTA in het bestreden besluit onderzocht of KPN zich op de relevante wholesalemarkt in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten kan gedragen. Op grond van de volgende overwegingen is OPTA tot het oordeel genomen dat KPN dit niet kan:
- geen van de vier MNO's in Nederland is in staat zich op grond van controle over de infrastructuur onafhankelijk te gedragen;
- geen van de aanbieders beschikt op eindgebruikersniveau over een structurele technische voorsprong. Dat sommige aanbieders met het aanbieden van 3G-diensten verder zijn dan andere, is een normale en tijdelijke situatie. Alle aanbieders hebben tegelijkertijd de benodigde 3G-vergunning verkregen;
- op retailniveau zijn onafhankelijke service providers en MVNO's in staat gebleken te concurreren met de verticaal geïntegreerde MNO's. Wholesaleaanbieders zijn zich ervan bewust dat een vragende partij die niet tegen redelijke voorwaarden toegang kan krijgen, overstapt naar een andere aanbieder;
- er zijn geen aanwijzingen dat KPN direct voordeel heeft van het feit dat zij zowel vaste als mobiele diensten aanbiedt;
- KPN moet in theorie geacht worden schaalvoordelen te kunnen creëren. De meeste MNO's in Nederland maken echter deel uit van grote internationale concerns, zodat niet aannemelijk is dat KPN op grond van schaalvoordelen een significant concurrentievoordeel op de Nederlandse markt heeft;
- er is geen sprake van significante overstapdrempels of toetredingsbarrières.
Vervolgens heeft OPTA in het bestreden besluit gemotiveerd overwogen dat geen sprake is van omstandigheden die een collectieve economische machtspositie door middel van stilzwijgende coördinatie mogelijk maken of bevorderen.
Aangezien de wholesalemarkt voor toegang en gespreksopbouw op mobiele openbare telefoonnetwerken in Nederland thans voldoende concurrerend is, heeft OPTA bij het bestreden besluit geen specifieke verplichtingen aan partijen opgelegd.
Met de inwerkingtreding van het bestreden besluit zijn de tot dan toe op KPN rustende aanwijzing als aanbieder met AMM en de daarmee verband houdende verplichtingen ingevolge artikel 19.5, tweede lid, Tw van rechtswege komen te vervallen. Zulks vloeit rechtstreeks voort uit de Tw en niet uit enige door OPTA bij het bestreden besluit getroffen maatregel, zodat de verzwaarde motiveringsplicht van artikel 1.3, vierde lid, Tw hier niet van toepassing is.
Dat Orange later is toegetreden dan KPN en Vodafone en een andersoortig netwerk heeft, impliceert geenszins dat sprake zal zijn van een blijvende concurrentieachterstand of dat, zo sprake zou zijn van een dergelijke achterstand, deze het gevolg is van marktomstandigheden die geheel buiten de invloedssfeer van Orange zijn gelegen. OPTA heeft gemotiveerd betoogd waarom de door Orange in dit verband genoemde argumenten volgens OPTA niet steekhoudend zijn en gewezen op het grotere succes van T-Mobile, een aanbieder die evenals Orange later is toegetreden en beschikt over een DCS-1800-netwerk.
In het bestreden besluit heeft OPTA vastgesteld dat de retailmarkt voor mobiele telefonie daadwerkelijk concurrerend is. Op deze markt zijn in Nederland enkele tientallen aanbieders actief. Gelet hierop bestond geen aanleiding de retailmarkt afzonderlijk aan te wijzen. In de Aanbeveling van de Commissie is de retailmarkt evenmin als relevante markt aangewezen en in geen enkele lidstaat is dat wel gebeurd.
Het standpunt van Orange dat de retailmarkt voor mobiele telefonie onder het oude kader wel was aangewezen, is onjuist. Zowel uit de tabel op bladzijde 6 van de toelichting op de Aanbeveling als uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Tw (oud) blijkt dat ook onder het oude kader alleen de wholesalemarkt was aangewezen als relevante markt. Alleen op die markt waren KPN verplichtingen opgelegd. Door deze wholesalemarkt te analyseren in het bestreden besluit en in de besluiten inzake gespreksafgifte op mobiele netwerken, heeft OPTA voldaan aan het bepaalde in artikel 6a.1 Tw en artikel 27 van de Kaderrichtlijn.
In het bestreden besluit heeft OPTA geoordeeld dat diensten voor zakelijke en particuliere eindgebruikers tot dezelfde productmarkt gerekend moeten worden, omdat in Nederland sprake is van (in ieder geval partiële) vraagsubstitutie en van aanbodsubstitutie.
Aan de vraagzijde is sprake van ketensubstitutie tussen opeenvolgende afnemersgroepen. Zakelijke gebruikers kunnen overstappen op een particulier abonnement indien dat voordeliger is. Een consument kan relatief eenvoudig overstappen op een kleinzakelijk abonnement en ondernemingen uit het midden- en kleinbedrijf kunnen met enige onderhandelingsdruk een abonnement afdwingen dat gericht is op (groot)zakelijke klanten. Dit leidt tot een situatie waarin over de hele linie van zakelijke abonnementen prijsdruk ontstaat.
Daarnaast is sprake van aanbodsubstitutie: bij hogere prijzen in het zakelijk segment zullen afnemers die voordien uitsluitend het particuliere segment bedienden, zich ook op zakelijke afnemers gaan richten. Orange is actief op de zakelijke markt en blijkt daar belangrijke klanten voor zich te kunnen winnen.
In de Aanbeveling en een aantal Beschikkingen heeft de Commissie evenmin een zakelijke en een particuliere markt onderscheiden. Dit laat onverlet dat OPTA, anders dan Orange stelt, wel degelijk onderzoek heeft verricht naar het onderscheid tussen zakelijke gebruikers en consumenten. OPTA heeft evenwel geconcludeerd dat sprake is van één relevante wholesalemarkt.
Orange heeft niet aannemelijk gemaakt dat 3G/UMTS-diensten tot een aparte relevante markt behoren. OPTA heeft hiernaar, anders dan Orange stelt, wel degelijk onderzoek verricht, maar is evenals de Commissie tot de slotsom gekomen dat (vooralsnog) geen sprake is van een afzonderlijke markt. De door Orange genoemde ontwikkeling van digitale televisie via de mobiele telefoon staat in de kinderschoenen en het belang daarvan in de huidige reguleringsperiode moet dan ook niet worden overschat. Ook de door Orange genoemde dominantie van KPN op andere markten is door OPTA in haar beschouwingen betrokken en leidt niet tot een ander oordeel. Aan de overname van Nozema door KPN moet minder belang worden gehecht dan Orange meent.
De beroepsgronden van Orange inzake de beoordeling van AMM kunnen niet slagen. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) heeft geoordeeld dat als gevolg van de overname van Telfort door KPN geen economische machtspositie ontstaat of wordt versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd. In Finland, waar sprake is van drie MNO's, waaronder een aanbieder die zestig procent van de mobiele markt in handen heeft, alsmede meer dan tien MVNO's en service providers, die evenals in Nederland een gezamenlijk marktaandeel van rond tien procent hebben en toegang hebben verkregen tot de netwerken van niet-aangewezen aanbieders, heeft de Commissie haar veto uitgesproken over een voorstel tot aanwijzing van de grootste aanbieder als partij met AMM. De concurrentie op de Nederlandse markt lijkt nog heviger te zijn dan die op de Finse markt.
Het gezamenlijke marktaandeel van KPN/Telfort ligt rond vijftig procent. Anders dan Orange stelt, heeft OPTA deze berekening niet alleen gebaseerd op informatie van KPN/Telfort. Zoals OPTA in het bestreden besluit heeft uiteengezet, is bovendien niet alleen het marktaandeel bepalend voor de vraag of sprake is van AMM, maar ook of een onderneming zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten kan gedragen. In het bestreden besluit heeft OPTA als gezegd gemotiveerd overwogen dat KPN dit niet kan en dat evenmin aanwijzingen bestaan voor het bestaan van een collectieve economische machtspositie door middel van stilzwijgende coördinatie.
4.3 In reactie op het beroep van Orange heeft KPN met name het volgende naar voren gebracht.
Internationaal gezien is Orange, dat onderdeel vormt van France Telecom, beduidend groter dan KPN, hetgeen bijvoorbeeld wat betreft de inkoop van apparatuur en de kosten voor roaming aanzienlijke voordelen met zich brengt.
Niet valt in te zien waarom de latere toetreding van Orange en de karakteristieken van haar netwerk kunnen bijdragen tot de slotsom dat KPN beschikt over AMM. Sinds de toetreding van Orange is de omvang van de markt sterk gegroeid en hetzelfde geldt voor haar omzet in de afgelopen jaren. Voorts is Orange met succes toegetreden tot nieuwe markten, zoals die voor transitgespreksdoorgiftediensten.
Het verweer van OPTA inzake het niet aanwijzen van de retailmarkt is steekhoudend. Het beroep van Orange op het in artikel 27 van de Kaderrichtlijn vervatte overgangsrecht kan niet slagen. Onder het oude kader waren uitsluitend wholesalemarkten aangewezen. Op de retailmarkt waren KPN geen verplichtingen opgelegd. Nergens in Europa is de retailmarkt voor mobiele openbare telefonie aangewezen en daartoe bestaat in Nederland ook geen aanleiding, aangezien de betreffende retailmarkt zeer concurrerend is. Reeds hierom bestaat evenmin aanleiding een zakelijke en een particuliere retailmarkt te onderscheiden. Afgezien daarvan is wel degelijk sprake van ketensubstitutie. Zo kan een klein bedrijf voor particuliere abonnementen kiezen indien zulks voordeliger is, terwijl het ook kan onderhandelen over een gunstiger zakelijk aanbod. Alle aanbieders zijn zowel op de zakelijke als de particuliere markt actief, hetgeen er evenmin op wijst dat sprake is van afzonderlijke markten. Op haar website vermeldt Orange dat haar netwerk geschikt is om zakelijke klanten te bedienen en het feit dat zij niet alleen de Nederlandse overheid, maar ook Koninklijke Olie/Shell als klant voor zich heeft gewonnen - KPN heeft zonder succes aan de betrokken tender deelgenomen - illustreert dat Orange geenszins kansloos is op de zakelijke markt.
Het verwijt van Orange dat OPTA heeft nagelaten voldoende onderzoek te verrichten naar een aantal nieuwe ontwikkelingen is niet alleen feitelijk onjuist, maar kan ook inhoudelijk niet tot een ander oordeel leiden. Te verwachten valt dat de concurrentie door de introductie van nieuwe diensten verder zal toenemen in plaats van afnemen.
Wat betreft marktaandelen legt Orange veel nadruk op het aantal aansluitingen. De omzet geeft echter een veel betere indicatie van marktmacht. Het gezamenlijk marktaandeel van KPN en Telfort op basis van omzet bedroeg eind 2005 ongeveer zesenveertig procent. Bovendien is marktaandeel niet bepalend voor de aanwezigheid van AMM, daartoe is vereist dat KPN zich in belangrijke mate onafhankelijk kan gedragen en dat kan zij niet.
4.4 In reactie op het beroep van Orange heeft Venus & Mercury naar voren gebracht dat zij de opvatting van Orange dat KPN/Telfort beschikt over AMM onderschrijft. Dit geldt echter niet voor het betoog van Orange met betrekking tot de te onderscheiden relevante markten: op dit punt acht Venus & Mercury het door OPTA gevoerde verweer overtuigend.