3. De beoordeling van het geschil
3.1 Ter beoordeling staat de vraag of verweerder in bezwaar terecht zijn besluit tot vaststelling van de subsidie op € 1.269,33 – zijnde een lager bedrag dan waarvoor subsidie is verleend – heeft gehandhaafd.
3.2 Het College begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat appellante geen recht heeft op subsidie voor de kosten van het haalbaarheidsproject, omdat zij reeds voorafgaand aan de subsidieaanvraag verplichtingen is aangegaan ter zake van dit haalbaarheidsproject waarvoor subsidie is verleend en dat, ware dit bekend geweest, zulks tot afwijzing van de subsidieverlening zou hebben geleid.
Naar het oordeel van het College heeft verweerder zich met juistheid op dit standpunt gesteld. Het College overweegt hiertoe als volgt.
Tussen partijen is niet in geschil dat appellante op 6 juli 2004, dus vóórdat zij de subsidieaanvraag had ingediend, de door AMIC opgestelde offerte van 17 juni 2004 voor akkoord heeft getekend. In deze offerte heeft AMIC voorgesteld
installatie-advieswerkzaamheden te verrichten met betrekking tot het haalbaarheidsproject. Blijkens de offerte zijn de omschreven werkzaamheden van de volledige adviesopdracht onder te verdelen in twee fasen, A en B. Fase A behelst een haalbaarheidsstudie voor 150 woningen naar energie besparingen, de bouw en beheerskosten, het ruimtebeslag en het comfort voor de bewoners in een viertal scenario’s en fase B behelst advieswerkzaamheden rond het gekozen energieproject tot respectievelijk het vervaardigen van een voorontwerp, een definitief ontwerp en de bestekfase.
Het College stelt vast dat fase A het in geding zijnde haalbaarheidsproject betreft. Uit de offerte noch anderszins is gebleken dat de offerte alleen betrekking heeft op fase B. Uit de offerte blijkt evenmin dat fase A uitsluitend ziet op het aangaan en voorbereiden van een projectidee bij verweerder danwel op het toetreden tot het zogenaamde bouwteam. Aangezien met betrekking tot de haalbaarheidsstudie bovendien niet is gebleken van een andere, gewijzigde opdracht van appellante aan AMIC, is het College van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellante met de ondertekening van evenbedoelde offerte voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag verplichtingen is aangegaan ter zake van het haalbaarheidsproject waarvoor subsidie is aangevraagd. Het betoog van appellante dat het verlenen van een zodanige opdracht volgt uit het bouwverslag van 24 augustus 2004 leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat deze opdracht evenzeer dateert van vóór de subsidieaanvraag.
Aan het voorgaande doet niet af dat AMIC pas nadat de subsidieaanvraag was ingediend is gestart met de werkzaamheden van het haalbaarheidsproject. Ingevolge C, onder 10, Bijlage wordt geen subsidie verstrekt voor projectkosten voor zover met betrekking tot deze kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór de indiening van de aanvraag. Wanneer de opdrachtnemer de door hem aanvaarde opdracht uitvoert en (derhalve) kosten maakt is voor de toepassing van voornoemde bepaling niet van belang. Aan het e-mailbericht van de medewerker van verweerder van 17 augustus 2004, waarin deze AMIC bericht dat slechts projectkosten voor subsidie in aanmerking komen die vanaf de datum van de subsidieaanvraag gemaakt worden, kan dan ook niet die waarde worden toegekend die appellant daaraan gehecht wenst te zien.
Aangezien appellante bij haar subsidieaanvraag op 30 augustus 2004 heeft aangegeven dat zij geen verplichtingen voor het haalbaarheidsproject is aangegaan en zij de facturen en de door haar getekende offerte eerst na de subsidieverlening heeft overgelegd, kon appellant aan die verlening niet het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat de subsidie ook dienovereenkomstig zou worden vastgesteld.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht en op goede gronden de subsidie op € 1.269,33 vastgesteld.
3.3 Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb.