ECLI:NL:CBB:2006:AX7372

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/562
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hotelclassificatie van Hotel Damrak te Amsterdam

In deze zaak heeft Hotel Damrak Keizershof B.V. te Amsterdam, appellante, beroep ingesteld tegen een besluit van het Bedrijfschap Horeca en Catering, verweerder, dat de bezwaren van appellante tegen haar inschrijving in het hotelclassificatieregister zonder categorieaanduiding ongegrond verklaarde. De procedure begon met een aanvraag voor voorlopige classificatie in de categorie 3-sterren, maar na controle bleek dat appellante niet voldeed aan de vereiste basisnormen. De bezwarencommissie adviseerde om de bezwaren van appellante ongegrond te verklaren, wat door verweerder werd overgenomen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat het hotel ten tijde van het besluit niet voldeed aan de basisnormen voor indeling in een van de categorieën van het hotelclassificatieregister. Appellante betwistte dit niet, maar stelde dat de niet gerenoveerde kamers niet meegeteld mochten worden voor de classificatie. Het College oordeelde dat alle kamers deel uitmaken van de onderneming en dat een gedifferentieerde classificatie niet mogelijk is. Het beroep van appellante werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 05/562 19 mei 2006
6200 Regeling overig
Besluit ontheffingverlening Nederlandse hotelclassificatie
Uitspraak in de zaak van:
Hotel Damrak Keizershof B.V., te Amsterdam, appellante,
gemachtigde: mr. drs. J.C. Duvekot BA, advocaat te Amsterdam,
tegen
Bedrijfschap Horeca en Catering, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C. Gilhuijs, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellante heeft bij brief van 4 augustus 2005, bij het College binnengekomen op 5 augustus 2005, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 6 juli 2005.
Bij dit besluit heeft verweerder (-) ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen een besluit van 27 januari 2005, betreffende inschrijving op grond van de artikelen 4 en 5 van de Verordening Nederlandse Hotelclassificatie Bedrijfschap Horeca en Catering 2003 (hierna: Verordening) van Hotel Damrak te Amsterdam in het hotelclassificatieregister zonder categorieaanduiding en (-) evenvermeld besluit gehandhaafd .
Bij brief van 24 november 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend en op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 19 april 2006 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad, waarbij voormelde gemachtigden namens partijen zijn verschenen.
2. Toepasselijke regelgeving
Artikel 2 van de Verordening bepaalt dat er een register is voor de indeling van logiesverstrekkende ondernemingen in categorieën, genaamd Hotelclassificatieregister.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening is iedere ondernemer van een logiesverstrekkende onderneming verplicht zich aan te meldenbij het hotelclassificatieregister.
In de artikelen 4 en 5 van de Verordening is het volgende bepaald:
"Artikel 4 INSCHRIJVING EN VOORLOPIGE INDELING
1. Na de aanmelding, bedoeld in artikel 3, eerste lid, schrijft de secretaris de logiesverstrekkende onderneming in in het hotelclassificatieregister.
2. Binnen zes weken na ontvangst van het aanmeldingsformulier wordt de logiesverstrekkende onderneming door de secretaris voorlopig ingedeeld in een van de vijf categorieën van het Hotelclassificatieregister, dan wel ingeschreven in het Hotelclassificatieregister zonder categorie-aanduiding.
3. De in het tweede lid bedoelde voorlopige indeling of inschrijving zonder categorie-aanduiding vindt plaats na beoordeling van de in het aanmeldingsformulier verstrekte gegevens.
4. Indien bij de beoordeling, bedoeld in het derde lid, blijkt dat door de logiesverstrekkende onderneming nog niet wordt voldaan aan alle criteria voor voorlopige indeling in de door de onderneming gewenste categorie, kan de onderneming gedurende drie maanden in de gelegenheid worden gesteld alsnog aan alle criteria voor indeling in de gewenste categorie te voldoen. De termijn, bedoeld in het tweede lid, wordt gedurende die periode geschorst.
Artikel 5 INDELING
1. Binnen zes maanden na de voorlopige indeling van een logiesverstrekkende onderneming in een van de vijf categorieën van het Hotelclassificatieregister, op grond van artikel 4, tweede lid, wordt, middels een onderzoek ter plaatse, vastgesteld of wordt voldaan aan de criteria, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de categorie waarin de onderneming voorlopig is ingedeeld.
2. De in het eerste lid bedoelde periode is vier jaar, indien het een voorlopige indeling betreft van een logiesverstrekkende onderneming, waarvan de exploitatie al is aangevangen op de datum van inwerkingtreding van het besluit, bedoeld in artikel 6, eerste lid.
3. Binnen een maand na het onderzoek ter plaatse, wordt de logiesverstrekkende onderneming door de secretaris ingedeeld in een van de vijf categorieën van het Hotelclassificatieregister, dan wel ingeschreven in het Hotelclassificatieregister zonder categorie-aanduiding.
4. De in het derde lid bedoelde indeling vindt plaats na beoordeling van de resultaten van het onderzoek ter plaatse.
5. Indien bij de beoordeling, bedoeld in het vierde lid, blijkt dat door de logiesverstrekkende onderneming nog niet volledig wordt voldaan aan alle criteria voor indeling in de categorie waarin zij voorlopig is ingedeeld, kan de onderneming gedurende drie maanden in de gelegenheid worden gesteld alsnog aan alle criteria van die categorie te voldoen. De termijn, bedoeld in het derde lid, wordt gedurende die periode geschorst."
Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de Verordening worden bij besluit van het bestuur van verweerder criteria gesteld voor de indeling van logiesverstrekkende ondernemingen in categorieën. Deze criteria hebben ingevolge het tweede lid onder meer betrekking op de per categorie noodzakelijke zaken, lokalen of andere ruimten, elementen van dienstverlening en vereiste kwaliteitsaspecten.
Een logiesverstrekkende onderneming wordt ingevolge artikel 6, vierde lid, van de Verordening ingedeeld in de hoogste categorie waaraan zij blijkens de beoordeling volledig voldoet.
Criteria als vermeld in artikel 6, eerste lid, van de Verordening, zijn gesteld bij het Hotelclassificatiebesluit 2003.
Voor de indeling in de onderscheiden categorieën (één tot en met vijf) worden in de artikelen 3 tot en met 7 van dit besluit eisen gesteld ter zake van het voldoen aan basisnormen en facultatieve normen die zijn opgenomen in bijlagen bij het Besluit en corresponderen met de categorie-indelingen.
3. Feiten in het geding
Appellante heeft op 20 augustus 2004 met betrekking tot Hotel Damrak een opgave gedaan voor voorlopige classificatie in de categorie 3-sterren.
Naar aanleiding hiervan is appellante vanwege verweerder bij brief van 23 augustus 2004 medegedeeld dat uit de opgave is gebleken dat voor indeling in de gewenste categorie nog moet worden voldaan aan 14 basisnormen, alsmede dat bij de keuzenormen voldoende punten zijn behaald. Voorts is in genoemde brief medegedeeld dat appellante ingevolge de Verordening (artikel 4, vierde lid) gedurende drie maanden, te weten tot 18 november 2004, de gelegenheid heeft om aan evenbedoelde basisnormen te voldoen.
Appellante heeft hierop bij brief van 27 september 2004 in verband met de uitvoering van renovatiewerkzaamheden aan het hotel, verzocht om uitstel van classificatie tot september 2005.
Nadat vanwege verweerder aan appellante was medegedeeld dat zodanig uitstel niet mogelijk is, is op 15 december 2004 van de zijde van appellante telefonisch bericht dat aan alle normen voor 3-sterrenclassificatie wordt voldaan. In dat telefoongesprek is vanwege verweerder gevraagd van deze mededeling een schriftelijke bevestiging te sturen en bewijsstukken over te leggen..
In een e-mail van 31 december 2004 heeft verweerder appellante aan dit verzoek herinnerd en verzocht om toezending van bedoelde stukken binnen 10 dagen.
Bij een van de zijde van verweerder op 25 januari 2005 gehouden controle is geconstateerd dat niet werd voldaan aan 18 basisnormen, geldend voor classificatie in de categorie van
3-sterren. Van deze normen geldt een aantal als basisnorm voor classificatie in de categorie van 1-ster.
Bij - het in rubriek 1 vermelde primaire - besluit van 27 januari 2005 is appellante te kennen gegeven dat Hotel Damrak zonder categorieaanduiding is ingeschreven in het hotelclassificatieregister.
Appellante heeft tegen dit besluit een bezwaarschrift ingediend.
Appellante is aangaande haar bezwaren gehoord door de Bezwaarcommissie Horeca en Catering.
Deze commissie heeft verweerder geadviseerd de bezwaren van appellante ongegrond te verklaren.
Verweerder heeft bij het bestreden besluit dit advies en de daaraan ten grondslag liggende motivering overgenomen en het bestreden besluit gehandhaafd.
4. De Beoordeling
Het College stelt op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting vast dat het onderhavige Hotel Damrak, wat tien kamers betreft, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet voldeed aan basisnormen die gelden voor indeling in één van de categorieën van het hotelclassificatieregister.
Appellante heeft dit niet voldoen aan de basisnormen niet betwist, doch in beroep naar voren gebracht dat deze omstandigheid geen rol mag spelen bij de beoordeling van het hotel in het kader van de classificatieaanduiding, en daartoe gesteld:
"Appellante exploiteert uitsluitend dat deel van het hotel dat wel voldoet aan de normen en de nog resterende kamers behoren in feite niet tot de Hotelexploitatie van de onderneming."
Verweerder heeft naar aanleiding hiervan gesteld dat eerderbedoelde tien hotelkamers op het in dit geding aan de orde zijnde tijdstip werden verhuurd. In dat verband is er mede op gewezen dat van de zijde van appellante op de hoorzitting van de bezwaarcommissie naar voren is gebracht:
"De niet gerenoveerde kamers worden alleen aan binnenlopende gasten verhuurd die, alvorens zij akkoord gaan met de kamers, de kamers getoond krijgen. Alle gasten die op afstand boeken krijgen een gerenoveerde kamer."
Naar het oordeel van het College moet er, gezien het voorafgaande en gelet op hetgeen overigens uit de gedingstukken is gebleken omtrent de exploitatie van het hotel, van worden uitgegaan dat meerbedoelde tien kamers ten tijde in geding als hotelkamers werden verhuurd.
Het College kan appellante niet volgen in het harerzijds ter zitting gehouden betoog dat evenbedoelde kamers niet zouden mogen meetellen bij de classificatiebeoordeling, daar zij niet kunnen worden gerekend tot de onderneming waarop de Verordening betrekking heeft.
Het College overweegt hieromtrent (-) dat de onderhavige kamers onmiskenbaar deel uitmaken van Hotel Damrak, zijnde een, als in artikel 1 van de Verordening bedoelde, onderneming waarvoor het bedrijfschap is ingesteld, (-) dat appellante de in genoemd artikel bedoelde ondernemer is, te weten de rechtspersoon die de onderneming drijft en (-) dat het hier gaan om een logiesverstrekkende onderneming in de zin van dit artikel, namelijk een onderneming waar logies worden verstrekt, desgewenst voor niet meer dan een nacht.
Het College overweegt voorts dat een gedifferentieerde classificatieaanduiding, als door appellante bepleit, in die zin dat het hotel, wat de gerenoveerde kamers betreft, wordt ingedeeld in categorie drie en voor de overige nog niet gerenoveerde kamers geen categorieaanduiding krijgt, niet verenigbaar is met het in artikel 6, vierde lid, van de Verordening bepaalde dat een onderneming wordt ingedeeld in de hoogste categorie waaraan zij blijkens de beoordeling volledig voldoet. Hieruit volgt, gelijk ook in artikel 8, eerste lid, van het Hotelclassificatiebesluit 2003 is bepaald, dat een logiesverstrekkende onderneming slechts in één categorie van het hotel classificatieregister kan worden ingedeeld.
Het vorenoverwogene leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond
Aldus gewezen door mr. H.C. Cusell, mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir en mr. H.O. Kerkmeester, in tegenwoordigheid van mr. R. Meijer, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2006.
w.g. H.C. Cusell w.g. R. Meijer