ECLI:NL:CBB:2006:AX7292
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Toekenning van premies voor zoogkoeien en de vereisten voor verplaatsing en vervanging van dieren
In deze zaak heeft appellant, een producent van zoogkoeien, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarin zijn aanvraag voor een premie op grond van de Regeling dierlijke EG-premies werd afgewezen. De procedure begon met een aanvraag op 8 juni 2004 voor het aanhouden van 31 zoogkoeien. De Minister had op 3 mei 2005 een premie toegekend voor dertig zoogkoeien, maar stelde vast dat de melding van de verplaatsing van een specifiek rund te laat was gedaan. Appellant betwistte deze beslissing en voerde aan dat er geen sprake was van een verplaatsing, maar van een vervanging van het rund. De zaak werd behandeld op 11 mei 2006, waarbij appellant in persoon verscheen en de Minister vertegenwoordigd werd door gemachtigden.
De kern van het geschil draaide om de vraag of de verplaatsing van het rund met ID-code NL 362170177 correct was gemeld. De Minister stelde dat de melding pas op 30 november 2004 was ontvangen, terwijl de verplaatsing op 27 november 2004 had plaatsgevonden. Volgens de geldende regelgeving moest de melding voorafgaand aan de verplaatsing worden gedaan. Appellant voerde aan dat hij het rund had vervangen door een ander rund dat aan de voorwaarden voldeed, maar het College oordeelde dat er geen sprake was van een vervanging in de zin van de regelgeving, omdat het rund niet daadwerkelijk was vervangen door een ander rund.
Het College oordeelde dat de Minister terecht had vastgesteld dat de melding van de verplaatsing niet tijdig was gedaan en dat de aanvraag voor de premie voor het betrokken rund daarom niet kon worden gehonoreerd. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen in stand blijven. Tevens werd de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant, die op € 279,80 werden vastgesteld, en het griffierecht van € 138,-- werd vergoed.