ECLI:NL:CBB:2006:AX7233
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Minister van Landbouw inzake premieaanvraag zoogkoeien
In deze zaak heeft appellant, A, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat betrekking heeft op een premieaanvraag voor het aanhouden van zoogkoeien. De aanvraag werd ingediend op 12 juni 2003, maar de Minister verleende slechts premie voor 29 van de 30 aangevraagde zoogkoeien, omdat één rund niet gedurende de gehele aanhoudperiode op het bedrijf van appellant was aangehouden. Appellant maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Minister verklaarde het bezwaar ongegrond.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de procedure op 29 maart 2006 behandeld, waarbij appellant in persoon verscheen en de Minister zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De kern van het geschil draait om de vraag of de Minister terecht een korting van 1,96% heeft opgelegd op de verleende rundveepremies, omdat appellant niet aan de voorwaarden van de Regeling dierlijke EG-premies voldeed.
Het College oordeelde dat de Minister de bezwaren van appellant ten onrechte ongegrond had verklaard, omdat de beslistermijn was overschreden. Desondanks besloot het College dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, omdat de Minister niet bevoegd was om van de sancties af te wijken. Het College legde ook een proceskostenveroordeling op aan de Minister, die de kosten van appellant diende te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de strikte naleving van de Europese regelgeving en de verplichtingen die voortvloeien uit de Regeling, waarbij de bewijslast voor de tijdige indiening van vervangingskaarten bij appellant ligt. Het College bevestigde dat de Minister geen ruimte had om af te wijken van de sancties die zijn vastgelegd in de Europese verordeningen.