ECLI:NL:CBB:2006:AX1652
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- M.A. van der Ham
- M. van Duuren
- J.H.W. de Planque
- Rechtspraak.nl
Tegemoetkoming in schadevergoeding op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
In deze zaak heeft de Maatschap A, gevestigd te X, beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het beroep betreft de afwijzing van een verzoek om schadevergoeding op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwd). De appellante had schade geleden door de bestrijding van Aviaire Influenza, waarbij op haar bedrijf maatregelen waren genomen die leidden tot het doden van verdachte dieren en het onschadelijk maken van producten. De Minister had eerder een tegemoetkoming in de schade vastgesteld, maar de appellante claimde ook vergoeding voor extra kosten voor krachtvoer, die volgens haar het gevolg waren van de schade aan de eiergoten en kooibodems van haar batterij-inrichting.
De procedure begon met een beroep dat op 1 april 2005 bij het College werd ingediend, na een besluit van de Minister van 22 februari 2005. Tijdens de zitting op 9 februari 2006 zijn beide partijen verschenen en is het standpunt van de appellante toegelicht. De Minister stelde dat de extra kosten voor krachtvoer gevolgschade waren en niet vergoed hoefden te worden, omdat de schade aan de eiergoten en kooibodems al was vergoed. De appellante betwistte dit en voerde aan dat de extra kosten direct voortvloeiden uit de maatregelen die de Minister had genomen.
Het College heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de Minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de situatie van de appellante niet onder de bijzondere gevallen viel die in artikel 91 Gwd zijn bedoeld. Het College oordeelde dat de appellante onvoldoende zorgvuldigheid had betracht bij haar beslissing om nieuwe kippen te plaatsen zonder de noodzakelijke reparaties aan de eiergoten en kooibodems uit te voeren. De appellante had voldoende gelegenheid gehad om deze reparaties uit te voeren en had de gevolgen van haar beslissing niet goed ingeschat. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard.