4. Het standpunt van de minister in hoger beroep
De minister heeft tegen de aangevallen uitspraak - samengevat - het volgende aangevoerd.
4.1 De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat het besluit van 28 april 2004 geen besluit is in de zin van de Awb. Bijlage 1 van het Nummerplan is op een aantal punten gewijzigd en door een nieuwe bijlage 1 vervangen. Derhalve bestaat het oorspronkelijke besluit waartegen bezwaar is ingediend niet meer en is het besluit van 28 april 2004 wel degelijk op rechtsgevolg gericht. Met de conclusie dat de mobiele aanbieders procesbelang hebben, is de minister het overigens eens. De rechtbank had echter de artikelen 6:18 en 6:19 Awb van toepassing moeten verklaren, op grond waarvan het beroep tegen de beslissingen op bezwaar kon worden geacht mede te zijn gericht tegen het nieuwe primaire besluit. Een consequentie hiervan is dat mogelijkerwijs de inmiddels gewijzigde telecommunicatieregelgeving van toepassing is. De Europese en nationale regelgeving is lopende de procedure echter niet zodanig gewijzigd dat de minister op grond van de huidige regelgeving tot andere conclusies zou zijn gekomen dan in de bestreden besluiten.
Ten aanzien van de vraag of het Nummerplan als zodanig een appellabel besluit is, refereert de minister zich aan het oordeel van het College.
4.2 De wetgever heeft de minister een grote mate van beleidsvrijheid toegekend bij het vaststellen van nummerplannen.
Artikel 12, derde lid, van de Richtlijn bepaalt dat procedures voor de toewijzing van individuele nummers en/of nummerreeksen, transparant, billijk en snel dienen te zijn en dat de toepassing op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze geschiedt.
Artikel 4.1 Tw (oud) geeft de minister de bevoegdheid tot het opstellen van nummerplannen. Zoals blijkt uit de memorie van toelichting van hoofdstuk 4 Tw (oud) en de toelichting bij artikel 4.1 Tw (oud) (Kamerstukken 1996-1997, 25533, nr. 3), staat bij het nummerbeleid het faciliteren van de markt voorop. De minister moet er voor zorgen dat een ieder die nummers nodig heeft, deze toegewezen kan krijgen en voorkomen dat een reële behoefte aan nummers met een weigering moet worden beantwoord. Er dient spaarzaam te worden omgegaan met de beschikbare nummerruimte. Het Nummerplan moet voorzien in voldoende nummercapaciteit voor tientallen jaren.
In artikel 4.2, zesde lid, Tw (oud) is voor OPTA onder meer de mogelijkheid opgenomen om bij meerdere aanvragen voor de toekenning van nummers voor eenzelfde bestemming, te bepalen dat nummers worden toegekend door middel van een procedure van veiling, dan wel door middel van het lot. Artikel 4.2, zevende lid, Tw (oud) bepaalt dat bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur regels gesteld worden ten aanzien van de procedures omtrent veiling en loting. Een dergelijke algemene maatregel van bestuur is onder de Tw (oud) niet in werking getreden.
4.3 Het standpunt van de rechtbank dat schaarste gedefinieerd wordt aan de hand van het verschil tussen vraag en aanbod en de daaruit voortkomende prijs, is om meerdere redenen niet te verenigen met het nummerbeleid zoals vastgesteld in de Tw (oud) en de daarop berustende regelgeving.
In de eerste plaats mag de minister geen risico nemen wat betreft het creëren van schaarste. Omdat er tijdens de consultatieprocedure bleek dat er zeer grote belangstelling zal zijn voor de viercijferige nummers, kon de minister er in redelijkheid van uitgaan dat bij een bredere bestemming van de 13-serie schaarste zou ontstaan, mede omdat hij bij vaststelling van nummerplannen voor tientallen jaren vooruit moet plannen. Bovendien is voor de diensten die de mobiele aanbieders willen aanbieden ruimte beschikbaar in de 0800- en 090x-series van het Nummerplan.
In de tweede plaats doet de rechtbank ten onrechte vermoeden dat de hoogte van de vergoeding afhangt van de economische waarde van een nummer. Nummers worden als hoofdregel toegekend op basis van volgorde van binnenkomst. Indien het aantal nummers ontoereikend is voor de vraag, gaat de prijs niet omhoog, aangezien OPTA op grond van de Regeling vergoedingen OPTA niet de bevoegdheid heeft om in dat geval een hoger tarief in rekening te brengen. Weliswaar had OPTA op grond van artikel 4.2, zesde lid, Tw (oud) kunnen besluiten om bij meerdere aanvragen voor hetzelfde nummer de procedure van veiling toe te passen, maar dit betreft een kan-bepaling waarvan OPTA geen gebruik heeft gemaakt.
In de derde plaats is de rechtbank niet ingegaan op hetgeen door de minister naar voren is gebracht omtrent het verschil tussen absolute en relatieve schaarste. Absolute schaarste betekent dat er onvoldoende nummers aanwezig zijn in een nummerreeks, hetgeen de minister bij het formuleren van een beleid omtrent bestemmingen van de nummers moet vermijden. Relatieve schaarste van nummers is een ander verschijnsel. Om dit op te lossen kan onder meer gebruik worden gemaakt van artikel 4.2, zesde lid, Tw (oud). Dit is bedoeld voor het bijzondere geval dat er voldoende nummers beschikbaar zijn voor een bepaalde bestemming, maar enkele nummers de voorkeur van aanvragers genieten waardoor te verwachten is dat er meer aanvragen voor één bepaald nummer zullen komen. De in het leven geroepen verdelingsmechanismen zijn niet opgenomen voor het geval van absolute schaarste.
Het zou hiernaast discriminerend zijn indien dezelfde soort diensten door netwerk- en carrierpreselectaanbieders onder een kort - viercijferig - nummer zouden kunnen worden aangeboden, terwijl dienstenaanbieders hiervoor een lang - achtcijferig - nummer moeten gebruiken.