ECLI:NL:CBB:2006:AW2516
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Hoger beroep
- C.J. Borman
- W.E. Doolaard
- H.O. Kerkmeester
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verlening van bijzondere toestemmingen voor onbemande relaisstations op basis van de Telecommunicatiewet
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellant A tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 18 mei 2005, waarin de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaarde. Appellant had hoger beroep ingesteld tegen het besluit van de Minister van Economische Zaken, die had besloten om de aan hem verleende bijzondere toestemmingen voor het gebruik van onbemande relaisstations in de 2 meter- en 70 cm-band niet te verlengen. De rechtbank oordeelde dat de minister beleidsvrijheid toekwam en dat het bestendige beleid niet onredelijk was. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen de verlening van de bijzondere toestemming aan de landelijke amateurvereniging VERON, die de ontheffingen had aangevraagd. De rechtbank vond dat appellant geen bijzondere feiten of omstandigheden had aangevoerd die tot een afwijking van het beleid hadden moeten leiden.
In hoger beroep heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven de zaak beoordeeld. Het College concludeert dat de minister de belangen van appellant niet voldoende in de besluitvorming heeft betrokken. De minister was op de hoogte van de aanvraag van VERON, maar heeft appellant niet tijdig geïnformeerd over de gevolgen voor zijn bijzondere toestemmingen. Het College oordeelt dat de minister in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheidsnormen van de Algemene wet bestuursrecht. Het hoger beroep van appellant wordt gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het College bepaalt dat de minister opnieuw op het bezwaar van appellant moet beslissen, met inachtneming van de uitspraak.