5. De beoordeling van het geschil
Hetgeen BAVLOS in hoger beroep heeft aangevoerd, strekt er in hoofdzaak toe te betogen dat de minister en in navolging daarvan de rechtbank onvoldoende gewicht hebben toegekend aan het zogenoemde wettelijk voorkeursrecht van de lokale publieke omroep. Met name lijkt BAVLOS zich op het standpunt te stellen dat haar een wettelijk recht op het verzorgen van uitzendingen in stereo toekomt en dat de minister uitgifte van de frequentie 89.6 MHz Arnhem-West achterwege had moeten laten, omdat dit aan de voor stereo- uitzendingen benodigde optimalisatie van het zendvermogen in de weg zal staan.
Zoals het College heeft overwogen in zijn uitspraak van 7 augustus 2002, AWB 01/385 e.a., (www.rechtspraak.nl: LJN: AE6682) kent artikel 3.3, derde lid, aanhef en onder d, Tw aan publieke lokale omroepen geen absoluut wettelijk recht toe op kwalitatief hoogwaardige frequenties. Het wettelijke recht op frequentieruimte vindt immers zijn begrenzing in een doelmatig gebruik van het frequentiespectrum. Zoals uit de bijlage bij de Regeling blijkt zijn er voorts in beginsel geen wettelijke belemmeringen voor het door BAVLOS in stereo uitzenden, binnen de technische karakteristieken die voor haar mono-uitzendingen gelden. Een afdwingbaar recht op het verzorgen van stereo-uitzendingen en de daarvoor vereiste optimalisatie van het zendvermogen komt BAVLOS dan ook niet toe. De enkele ambitie van BAVLOS om stereo-uitzendingen te gaan verzorgen behoefde de minister er dan ook niet van te weerhouden om de frequentie 89.6 MHz Arnhem-West in kavel B 19 op te nemen en uit te geven.
BAVLOS heeft ook aangevoerd dat de uitgifte van frequentie 89.6 MHz Arnhem-West ondoelmatig is.
BAVLOS heeft deze stelling doen steunen op het naar aanleiding van een door NOZEMA ingesteld onderzoek opgestelde rapport Frequentieonderzoek Maasland Radio van 14 april 2003. In dit onderzoek is bekeken of de frequentie 88.5 MHz Arnhem, met een eventuele verplaatsing, de thans in geding zijnde frequentie 89.6 MHz Arnhem-West zou kunnen vervangen. Uit dit rapport blijkt evenwel dat op het moment van onderzoek nog niet was in te schatten of deze vervanging wel mogelijk was. Daarnaast zal bij een dergelijke optimalisatie afstemming moeten plaatsvinden met andere frequenties en met het buitenland. Uit dit rapport kan dan ook niet worden geconcludeerd dat de uitgifte van frequentie 89.6 MHz Arnhem-West ondoelmatig zou zijn. Ook overigens heeft BAVLOS niet aannemelijk kunnen maken dat sprake is van een dermate ondoelmatig gebruik van frequentieruimte dat de voorgenomen uitgifte in kavel B19 dientengevolge in rechte geen stand kan houden. Het afzien van uitgifte van frequentie 89.6 MHz Arnhem-West enkel op grond van een mogelijke toekomstige overstap van BAVLOS naar uitzendingen in stereo heeft de minister terecht als niet doelmatig aangemerkt.
Ten aanzien van de verplaatsing van de opstelplaats naar Huissen, overweegt het College dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld, dat deze verplaatsing buiten het bestek van het bestreden besluit valt.
Van enige concrete toezegging van de minister aan BAVLOS die aan de in geding zijnde uitgifte in de weg zou staan, is het College ten slotte niet gebleken. Aan het ten tijde van belang nog uit te voeren onderzoek naar optimalisering bij lokale omroepen van de verzorging in stereo, kunnen gerechtvaardigde verwachtingen op een concrete uitkomst die dit onderzoek voor BAVLOS zou kunnen hebben, niet worden ontleend.
Gelet op het vorenstaande dient de uitspraak van de rechtbank te worden bevestigd.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.