ECLI:NL:CBB:2005:AU7832
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- E.J.M. Heijs
- M.S. Hoppener
- Rechtspraak.nl
Weigering van EG-premies voor niet-naleving registratievereisten in de veehouderij
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 1 december 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen appellant A, te B, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de weigering van een aanvraag voor dierlijke EG-premies op basis van de Regeling dierlijke EG-premies. Appellant had eerder een afwijzing van zijn aanvraag aangevochten, wat leidde tot een eerdere uitspraak van het College op 31 maart 2004, waarin het beroep gegrond werd verklaard en de Minister werd opgedragen opnieuw op het bezwaar van appellant te beslissen. Na heroverweging heeft de Minister op 13 augustus 2004 het bezwaar van appellant ongegrond verklaard, wat leidde tot het huidige beroep.
De kern van het geschil draait om de vraag of appellant zijn bedrijfsregister correct heeft bijgehouden. Tijdens controles door de Algemene Inspectiedienst (AID) op 21 maart en 18 april 2002 werd vastgesteld dat appellant niet voldeed aan de registratievereisten, wat leidde tot de conclusie dat de aangevraagde premie voor de mannelijke runderen niet kon worden toegekend. Appellant betwistte deze bevindingen en stelde dat hij wel degelijk aan de eisen voldeed, maar het College oordeelde dat de registratie niet volledig was en dat de Minister terecht de premie had geweigerd.
Het College overwoog dat de exacte bestemming van de runderen uit het bedrijfsregister zelf moet blijken en dat de omstandigheid dat de gegevens op eenvoudige wijze te achterhalen zijn, niet volstaat. Bovendien werd het beroep van appellant op het evenredigheidsbeginsel verworpen, verwijzend naar jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling.