ECLI:NL:CBB:2005:AU7006

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 04/711
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaren tegen ondertoezichtstelling van varkensbedrijf

In deze zaak heeft Y Deelnemingen B.V. bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, waarbij het bedrijf onder toezicht werd geplaatst. De appellanten, waaronder Y Deelnemingen B.V., stelden dat de ondertoezichtstelling nietig was omdat deze niet aan de juiste eigenaar was uitgereikt. De bezwaren werden niet-ontvankelijk verklaard omdat Y Deelnemingen B.V. niet als rechtspersoon bestond. De appellanten voerden aan dat zij tijdig bezwaar hadden gemaakt, maar het College oordeelde dat de indiening van het bezwaarschrift door een niet-bestaande rechtspersoon niet kon worden hersteld door een aanvullend bezwaarschrift. Het College concludeerde dat de bezwaren van de appellanten terecht niet-ontvankelijk waren verklaard, omdat zij niet als belanghebbenden konden worden aangemerkt. De beslissing tot ondertoezichtstelling bleef daarmee in stand. De uitspraak werd gedaan op 8 november 2005.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 04/711 8 november 2005
5196 Regeling verbod handel met bepaalde stoffen
behandelde dieren en producten
Uitspraak in de zaak van:
8 appellanten
gemachtigde: aanvankelijk mr. G.W.A. Bernards, advocaat te Veldhoven, nadien
mr. J.J.J. de Rooij, advocaat te Tilburg,
tegen
Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder.
1. De procedure
Appellanten hebben bij brief van 26 augustus 2004, bij het College binnengekomen op 27 augustus 2004, beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 22 juli 2004.
Bij dit besluit heeft verweerder de bezwaren van appellanten tegen zijn besluit van 3 juli 2002 tot ondertoezichtplaatsing (OTP) van het bedrijf met UBN *, gelegen aan de A-weg te B, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 15 september 2004 hebben appellanten de gronden van hun beroep aangevuld.
Bij brief van 25 oktober 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Op 16 juni 2005 hebben appellanten het College nog een aantal stukken doen toekomen.
Het College heeft de zaken ter behandeling gevoegd met samenhangende zaken en op 30 juni 2005 ter zitting onderzocht, waarbij appellanten bij monde van hun gemachtigde De Rooij en verweerder bij monde van zijn gemachtigde hun standpunten hebben toegelicht. Aan de zijde van verweerder is tevens verschenen H.J. Keukens, werkzaam bij de Voedsel en Waren Autoriteit.
2. De grondslag van het geschil
Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan.
- Bij besluit van 3 juli 2002 is het ten name van appellant sub 1 staande aan de A-weg te B met UBN-nummer * op grond van artikel 4 van de Regeling verbod handel met bepaalde stoffen behandelde dieren en producten (Stcrt. 1997, 130) onder toezicht geplaatst.
- Uitreiking van dit besluit vond plaats op 4 juni 2002 te C, aan appellant sub 1 in persoon.
- Bij schrijven van 9 augustus 2002 is daartegen als volgt bezwaar gemaakt:
"Tot mij wendde zich Y deelnemingen B.V. als belanghebbende bij bovenstaand UBN-nr. Cliënte is van mening dat de OTP in dit geval nietig is nu deze niet is uitgereikt aan de aan de eigenaar van de varkens c.q. houder van het UBN-nr. Ter plaatse bevinden zich varkens van de eigenaars appellant 2, appellant 3, appellant 7, Y Deelnemingen, appellant 8 en appellanten 3 en 4."
- Bij brief van 10 september 2002 hebben appelanten de gronden van het bezwaar aangevuld. In dit schrijven wordt aan verweerder als volgt bericht:
"In aanvulling op het bezwaarschrift van 9 augustus 2002 voornoemd laat ik u weten dat Y Deelnemingen te Middelharnis met UBN-nummer *, bedrijven omvat van afzonderlijke varkens/varkenshouders te weten:
- V.O.F. D alsmede hun vennoten E en F, G-dijk, H;
- I, J-weg, H;
- K, L-dijk, M;
- N, O-dijk, P;
- Q, R-dijk M (tevens UBN-nummer: **);
- S, T-straat, C.
Alle betrokkenen wensen geacht te worden onder de noemer Y Deelnemingen het bezwaarschrift van 9 augustus 2002 te hebben ingediend en voor zoveel nodig wensen zij ieder afzonderlijk hierbij eveneens bezwaar te maken onder verwijzing naar de daarbij overgelegde beschikking "
- In het bij het aanvullend bezwaarschrift in kopie bijgevoegde besluit tot de ondertoezichtplaatsing van alle op het moment van uitreiking van deze maatregel aanwezige varkens op het bedrijf van Y (…) UBN nr: * ..." is in handschrift bijgeschreven "Y BV Deelnemingen".
- Bij brief van 29 juni 2004, gericht aan Y deelnemingen BV, heeft verweerder als volgt bericht:
"Het bezwaarschrift is ingediend door Y deelnemingen B.V. derhalve een ander dan de adressaat van het besluit van 3 juli 3002.
UBN * is evenmin geregistreerd op naam van Y deelnemingen B.V..
U wordt in de gelegenheid gesteld met bewijsmiddelen genoegzaam aan te tonen dat Y deelnemingen B.V. belanghebbende is bij het genoemde besluit van 3 juli 2002. Onder meer moet een uittreksel uit het handelsregister worden overgelegd."
- De toenmalige raadsman van appellanten heeft op 6 juni 2004 in een telefonisch onderhoud met een medewerker van verweerder desgevraagd meegedeeld dat Y deelnemingen BV niet bestaat.
- Vervolgens is aan appellanten bij brief van 7 juli 2004 als volgt bericht:
"Y (privé) is pas in het aanvullend bezwaarschift van 10 september 2002 genoemd als bezwaarmaker. Op dat moment was de bezwaartermijn al verstreken. U wordt in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was."
- Bij schrijven van 13 juli 2004 heeft de raadsman van appellanten daarop gereageerd.
- Op 24 juni zijn appellanten naar aanleiding van hun bezwaarschriften gehoord.
- Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.
3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder - samengevat - het volgende overwogen.
Vaststaat dat er geen rechtspersoon Y Deelnemingen BV bestaat. Omdat een niet bestaande rechtspersoon per definitie geen belang kan hebben bij een besluit, moet het bezwaarschrift, voorzover het is ingediend door Y Deelnemingen BV niet-ontvankelijk worden verklaard. De stelling van appellanten dat de met de hand geschreven toevoeging in de overgelegde versie van het besluit tot OTP van de hand zou zijn van degene zijn die dit besluit heeft uitgereikt of administratief heeft verwerkt - hetgeen verweerder overigens uitgesloten acht - brengt hierin geen verandering.
Verweerder ziet overigens niet in hoe er verwarring heeft kunnen ontstaan over degene tot wie het primaire besluit is gericht, nu deze met bijbehorend UBN-nummer in de OTP is vermeld.
Y, appellant sub 5 en appellant sub 6 hebben hun bezwaarschriften niet tijdig ingediend, terwijl niet kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim zijn geweest. De indiening van het bezwaar door Y deelnemingen BV is anders dan appellant sub 1 meent, niet te beschouwen als een te repareren verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb dat hersteld is door de indiening van het aanvullend bezwaarschrift van 10 september 2002. Y in privé kan geen "gebruik maken" van de tijdige indiening van het bezwaarschrift door de niet bestaande BV. Dat Y pas van het primaire besluit kennis zou hebben genomen toen hij op 2 augustus 2002 varkens aan het PVV aanbood, is overigens, gezien de akte van uitreiking van 4 juli 2002, feitelijk onjuist. Voor appellant sub 5 en appellante sub 6, die eveneens stellen pas op 2 augustus 2002 kennis te hebben genomen van het primaire besluit geldt - evenals voor Y - dat zij redelijkerwijs binnen de daarvoor in artikel 6:7 Awb gestelde termijn een pro-forma bezwaarschrift hadden kunnen indienen; op 2 augustus 2002 was de in artikel 6:7 Awb gestelde 6-weken termijn nog niet verstreken. Aan het door de andere bezwaarmakers op 9 augustus 2002 ingediende pro-forma bezwaarschrift hadden slechts hun drie namen moeten worden toegevoegd.
Overigens is afgezien van Y geen van de bezwaarmakers belanghebbende bij het besluit tot OTP. Dat zij, zoals zij hebben aangevoerd, varkens kopen van Y en deze na het afmesten wederom aan hem terugverkopen, betekent niet dat zij het bedrijf met UBN * (mede-) exploiteren.
Het vorenstaande leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van appellant sub 1, appellant sub 5 en appellante sub 6 wegens termijnoverschrijding. Voorts tot niet ontvankelijkverklaring van de bezwaren van de overige appellanten wegens het ontbreken van de belanghebbende-status, hetgeen overigens ook geldt voor de appellanten sub 5 en 6, aldus verweerder.
4. Het standpunt van appellanten
Appellanten hebben - voorzover van belang - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd.
Ten onrechte is het besluit tot OTP niet aan appellanten, die allen op het onderhavige bedrijfsperceel zelfstandig ondernemer zijn, afzonderlijk betekend. Ook is dit besluit niet uitgereikt op het onderhavige bedrijfsadres, waar de varkens waar het om gaat zich bevinden. Appellanten stellen primair dat de beslissing tot OTP nietig moet worden verklaard.
Subsidiair hebben appellanten betoogd dat zij ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het inleidend bezwaarschrift betrof duidelijk UBN-nummer * en het moet verweerder duidelijk zijn geweest om welke bedrijven het ging. In het aanvullend bezwaarschrift is nader gepreciseerd wie de eigenaren van de varkens zijn en wie de bedrijven exploiteren. Er is een aan verweerder te wijten verwarring ontstaan bij de uitreiking van het besluit tot OTP. Het besluit is op een locatie te C, waar zich varkens bevinden van Y BV, uitgereikt aan Y. Toen is op enigerlei wijze de toevoeging "BV" op het besluit terecht gekomen. Verweerder is door de aanvankelijk onjuiste vermelding van de BV op het bezwaarschrift niet geschaad. Hij had uit de verstrekte gegevens kunnen opmaken dat degenen wier varkens het betrof bezwaar maakten.
Appellanten hebbens pas op 2 augustus 2002 van de OTP vernomen en zijn in de gelegenheid gesteld nadere gronden aan te voeren en verzuimen ingevolge artikel 6:6 Awb te herstellen. Van die gelegenheid hebben zijn bij hun brief van 10 september 2002 gebruik gemaakt.
Tenslotte wijzen appellanten erop dat verweerder bijna twee jaar nodig heeft gehad om op het bezwaarschrift te beslissen, zodat hun de termijnoverschrijding in bezwaar in strijd met het verbod van willekeur en met de redelijkheid en billijkheid wordt tegengeworpen.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Het College ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de uitreiking van het besluit tot OTP aan Y in persoon als enige bij verweerder bekend staande ondernemer van het bedrijf aan de A-weg te B met UBN-nummer * niet naar de in de Awb gestelde eisen is geschied. Hieraan doet niet af dat die uitreiking niet op de locatie van het betreffende bedrijf heeft plaatsgehad, aangezien uit de beschikking zelf voldoende duidelijk kon worden opgemaakt dat de OTP het bedrijf aan de A-weg te B betrof. Uit de bijgeschreven woorden "Y Deelnemingen BV"- zo een en ander al aan verweerder bekend is geweest - heeft verweerder in redelijkheid niet behoeven op te maken dat uitreiking ook zou moeten plaatsvinden aan eventuele mede-exploitanten van het bedrijf, nog daargelaten dat die beweerdelijk mede-exploitanten niet bij verweerder bekend waren en voornoemde BV niet blijkt te bestaan. Naar het oordeel van het College heeft verweerder mogelijke onduidelijkheden in de bedrijfssituatie in de gegeven omstandigheden geheel voor rekening Y heeft kunnen laten.
5.2 Aangezien niet in geschil is dat sprake is van een niet bestaande vennootschap, heeft verweerder de pretense Y deelnemingen BV bij het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het betoog van appellanten dat door de indiening van het aanvullend bezwaarschrift de tijdige indiening van het bezwaarschrift door de niet bestaande BV kan worden toegeschreven aan Y in privé, faalt.
De ingevolge artikel 6:6 Awb te bieden gelegenheid tot herstel van een (vorm)verzuim ziet niet op een situatie als de onderhavige, waarin een niet bestaande indiener van het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn wordt vervangen een andere wel bestaande persoon of entiteit. Aangezien pas het aanvullend bezwaarschrift mede door Y is ingediend, heeft deze de op grond van artikel 6:7 geldende termijn overschreden. Omdat hij er niet is geslaagd aan te tonen dat hij niet in verzuim is geweest (de OTP is aan hem in persoon uitgereikt), heeft verweerder het bezwaar van Y terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.
5.3 De beslissing tot OTP ontleent zijn rechtskracht aan de bekendmaking op 4 juli 2002 aan Y, de enige bij verweerder bekende exploitant van het bedrijf met UBN * aan de A-weg te B. De andere appellanten staan niet als (mede-)exploitant van het bedrijf geregistreerd en hebben blijkens de stukken hun gesteld ondernemerschap met betrekking tot dit bedrijf niet aannemelijk kunnen maken en zijn derhalve door verweerder terecht (mede) op die grond niet als belanghebbende bij die OTP aangemerkt. Zij zijn dan ook op goede gronden niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar.
5.4 Aangezien verweerder de bezwaren van alle appellanten terecht niet-ontvankelijk verklaard, is het beroep ongegrond.
5.5 Voor een proceskostenveroordeling acht het College geen termen aanwezig.
6. De beslissing
Het College verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen door mr. M.A. van der Ham, mr. M. van Duuren en mr. F.W. Du Marchie Sarvaas, in tegenwoordigheid van mr. A. Bruining, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 8 november 2005.
w.g. M.A. van der Ham w.g. A. Bruining