3. Het bestreden besluit
Bij het bestreden besluit heeft verweerder - samengevat - het volgende overwogen.
Vaststaat dat er geen rechtspersoon Y Deelnemingen BV bestaat. Omdat een niet bestaande rechtspersoon per definitie geen belang kan hebben bij een besluit, moet het bezwaarschrift, voorzover het is ingediend door Y Deelnemingen BV niet-ontvankelijk worden verklaard. De stelling van appellanten dat de met de hand geschreven toevoeging in de overgelegde versie van het besluit tot OTP van de hand zou zijn van degene zijn die dit besluit heeft uitgereikt of administratief heeft verwerkt - hetgeen verweerder overigens uitgesloten acht - brengt hierin geen verandering.
Verweerder ziet overigens niet in hoe er verwarring heeft kunnen ontstaan over degene tot wie het primaire besluit is gericht, nu deze met bijbehorend UBN-nummer in de OTP is vermeld.
Y, appellant sub 5 en appellant sub 6 hebben hun bezwaarschriften niet tijdig ingediend, terwijl niet kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim zijn geweest. De indiening van het bezwaar door Y deelnemingen BV is anders dan appellant sub 1 meent, niet te beschouwen als een te repareren verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb dat hersteld is door de indiening van het aanvullend bezwaarschrift van 10 september 2002. Y in privé kan geen "gebruik maken" van de tijdige indiening van het bezwaarschrift door de niet bestaande BV. Dat Y pas van het primaire besluit kennis zou hebben genomen toen hij op 2 augustus 2002 varkens aan het PVV aanbood, is overigens, gezien de akte van uitreiking van 4 juli 2002, feitelijk onjuist. Voor appellant sub 5 en appellante sub 6, die eveneens stellen pas op 2 augustus 2002 kennis te hebben genomen van het primaire besluit geldt - evenals voor Y - dat zij redelijkerwijs binnen de daarvoor in artikel 6:7 Awb gestelde termijn een pro-forma bezwaarschrift hadden kunnen indienen; op 2 augustus 2002 was de in artikel 6:7 Awb gestelde 6-weken termijn nog niet verstreken. Aan het door de andere bezwaarmakers op 9 augustus 2002 ingediende pro-forma bezwaarschrift hadden slechts hun drie namen moeten worden toegevoegd.
Overigens is afgezien van Y geen van de bezwaarmakers belanghebbende bij het besluit tot OTP. Dat zij, zoals zij hebben aangevoerd, varkens kopen van Y en deze na het afmesten wederom aan hem terugverkopen, betekent niet dat zij het bedrijf met UBN * (mede-) exploiteren.
Het vorenstaande leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren van appellant sub 1, appellant sub 5 en appellante sub 6 wegens termijnoverschrijding. Voorts tot niet ontvankelijkverklaring van de bezwaren van de overige appellanten wegens het ontbreken van de belanghebbende-status, hetgeen overigens ook geldt voor de appellanten sub 5 en 6, aldus verweerder.