5. De beoordeling van het geschil
Op grond van het bepaalde in artikel 18, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001, is verweerder verplicht ieder jaar vijf procent van de aanvragen om akkerbouwsteun aan een gedegen onderzoek te onderwerpen. Van dat onderzoek, dat mede met behulp van teledetectie kan plaatsvinden, kan deel uitmaken een onderzoek naar het gebruik van de opgegeven percelen op 31 december 1991, in verband met het bepaalde in artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1251/1999.
De interpretatie van satellietbeelden vergt een niet geringe mate van deskundigheid. Het is in vele gevallen niet mogelijk om met behulp van een simpel schema op basis van de daarop zichtbare kleurverschillen tot een eenduidige conclusie over de aanwezigheid van bepaalde beplanting op een bepaald moment te geraken. Dat neemt niet weg dat er betrouwbare informatie aan valt te ontlenen.
GeoRas is een door de Europese autoriteiten gecertificeerd bedrijf dat de door de Europese Commissie beschikbaar gestelde satellietbeelden volgens vaste procedures interpreteert. Indien op basis daarvan niet kan worden vastgesteld dat een perceel op 31 december 1991 anders dan als blijvend grasland, voor meerjarige teelten, als bosgrond of voor niet-agrarische doeleinden in gebruik was en dat derhalve voor dat perceel op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1251/1999 een betalingsaanvraag kan worden ingediend, mag van de aanvrager verwacht worden dat deze de premiewaardigheid van het perceel alsnog aannemelijk maakt.
De aanvrager kan dit allereerst doen door gemotiveerd aan te voeren dat verweerder en/of GeoRas ten onrechte de conclusie hebben getrokken dat de beelden onvoldoende grondslag bieden om een perceel premiewaardig te achten. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn als aanwijsbaar beelden van een verkeerd perceel bestudeerd zijn of als de beelden verkeerd geïnterpreteerd zijn en wel degelijk uitwijzen dat sprake is geweest van een gebruik anders dan als bedoeld in artikel 7.
De aanvrager kan de premiewaardigheid van een perceel voorts aannemelijk maken door feiten en omstandigheden aan te voeren op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat het perceel in een of meer referentiejaren niet alleen als grasland in gebruik is geweest. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn indien een stuk wordt overgelegd waaruit blijkt dat op het perceel in één van de referentiejaren een akkerbouwgewas is geteeld, zeker als dit gebruik in overeenstemming met de beelden kan worden gebracht. Volgens vaste jurisprudentie van het College kan daarbij geen vorm van bewijs op voorhand worden uitgesloten en dient bij de waardering van het aangebrachte bewijs rekening gehouden te worden met het feit, dat het tijdsverloop na de periode van 1987 tot en met 1991 de mogelijkheid van bewijslevering ongunstig beïnvloedt. Het bewijs van een ander gebruik dan uit de satellietbeelden wordt afgeleid, kan in beginsel alleen per perceel geleverd worden.
Uitgangspunt bij de beoordeling is in beide gevallen dat het niet aan verweerder is overtuigend te bewijzen dat een perceel niet premiewaardig is, maar aan de aanvrager om aannemelijk te maken dat een voor subsidie opgegeven perceel premiewaardig is. Het is immers de verantwoordelijkheid van de aanvrager te onderbouwen dat hij voor de door hem aangevraagde subsidie in aanmerking komt, zodat van hem bewijs ter zake mag worden gevraagd. Verweerder neemt dan ook op goede gronden het standpunt in dat hij na controle geen steun mag verstrekken als er niet van kan worden uitgegaan dat het daarvoor in aanmerking gebrachte perceel aan de voorwaarden voldoet.
In de onderhavige zaak heeft appellante in bezwaar aangegeven dat zij perceel 22 in 2003 voor het eerst gehuurd heeft van C, die het in de referentieperiode in gebruik had. Appellante beschikte zelf aan het einde van de referentieperiode over een naastliggend perceel. C zou er in de referentieperiode tenminste eenmaal maïs op verbouwd hebben. In 1991 zouden er waterschapswerken op hebben plaatsgevonden.
GeoRas kan echter slechts gras op het perceel waarnemen.
De discussie tussen partijen heeft zich vooral op het jaar 1987 toegespitst.
De beelden van 5 en 14 juli 1987 geven geen volgroeid grasland aan, maar nogal kale grond. Ook GeoRas erkent dat deze beelden op zichzelf bezien niet de conclusie kunnen dragen dat het perceel in 1987 als grasland in gebruik was. GeoRas houdt niettemin vast aan de conclusie dat het niet anders dan als grasland in gebruik is geweest, omdat op het beeld van 18 oktober 1987 volgroeid grasland te zien is.
Uit de overgelegde verklaringen vloeit, aldus GeoRas, voort dat het perceel in het jaar 1987 ófwel grasland was ófwel met maïs beteeld is geweest. De satellietfoto kan op 18 oktober 1987 niet een zo volgroeid grasland vertonen als er dat jaar maïs op perceel 22 gestaan zou hebben. Daarom houdt GeoRas vast aan zijn conclusie dat het perceel in 1987 slechts als grasland in gebruik is geweest.
Het College is van oordeel dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beelden van 1987 verkeerd zijn geïnterpreteerd. De door NEO betrokken stelling dat de beelden uit 1987 niet uitsluiten dat de grond in 1987 braak heeft gelegen, kan appellante niet baten, nu zij zich op grond van de overgelegde verklaring van de toenmalige verpachter C een en andermaal op het standpunt heeft gesteld dat er op het perceel gras dan wel maïs heeft gestaan. Het gebruik van het perceel als braakperceel is hiermee niet verenigbaar.
Appellante heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat op het perceel in 1987 maïs is verbouwd. Niet alleen is de enkele achteraf opgestelde verklaring van de voormalige verpachter hiervoor onvoldoende, maar ook is er geen grond voor het oordeel dat GeoRas ten onrechte heeft aangenomen dat een dergelijk gebruik niet met de beelden in overeenstemming kan worden gebracht.
Appellantes stelling inzake de waterschapswerken in 1991 kan evenmin tot premiewaardigheid van het perceel leiden. Het College moet constateren dat op het satellietbeeld van 2 september 1991, naar op zich zelf niet omstreden is, gras te zien is. Blijkens de overgelegde bescheiden hebben de waterschapswerken bovendien vooral op percelen naast perceel 22 plaatsgevonden. Documentatie waaruit zou kunnen blijken dat de werkzaamheden toch over een belangrijk gedeelte van de oppervlakte van dit perceel zijn uitgevoerd, is niet overgelegd.
Het College concludeert dat op basis van de vaststaande feiten niet geoordeeld kan worden dat perceel 22 in 1991 anders dan als grasland in gebruik is geweest.
Appellante heeft aangevoerd dat voor de aanvraagperiode 2005 een andere omschrijving van premiewaardige grond gehanteerd wordt. Zij heeft bepleit ook voor het jaar 2003 die omschrijving reeds te hanteren. Het College kan appellante daarin niet volgen. Bij de beoordeling van het recht op akkerbouwsteun over het aanvraagjaar 2003 kunnen slechts de voor dat jaar geldende voorwaarden in de beschouwing betrokken worden.
Met betrekking tot de ingevolge artikel 32, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 2419/2001 opgelegde sanctie van verval van de premie voor de gehele gewasgroep overweegt het College nog dat in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 2419/2001 onder andere bepaald is dat geen sancties worden opgelegd wanneer de aanvrager kan bewijzen dat hem geen schuld treft.
Het College acht het denkbaar dat een aanvrager, die gedurende de jaren 1987 tot en met 1991 niet als eigenaar, pachter of anderszins bij het gebruik van een perceel betrokken was en die zich aanwijsbaar omtrent het gebruik van een perceel in de bewuste periode geïnformeerd heeft en in dat kader vóór de indiening van zijn aanvraag schriftelijke bescheiden verkregen heeft, waaruit in redelijkheid de conclusie kan worden getrokken dat het perceel aan de voorwaarden voor steunverlening voldoet, op grond van deze bepaling aan oplegging van een sanctie kan ontkomen. In het geval van appellante is van dergelijke vooraf verkregen schriftelijke bescheiden geen sprake.
Het beroep moet, gelet op het voorgaande, ongegrond verklaard worden.
Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.