ECLI:NL:CBB:2005:AU3617
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag akkerbouwsubsidie op grond van EG-steunverlening
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 september 2005 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor akkerbouwsubsidie door de Maatschap A en B. De appellante had op 28 september 2004 beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dat op 20 augustus 2004 was genomen. Dit besluit was een reactie op het bezwaar van appellante tegen een eerdere afwijzing van haar aanvraag om subsidie op 16 juni 2003. De aanvraag was afgewezen omdat deze niet tijdig was ingediend, wat in strijd was met de geldende regelgeving, met name artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2419/2001.
De appellante voerde aan dat er sprake was van overmacht en buitengewone omstandigheden die haar verhinderd hadden om de aanvraag tijdig in te dienen. De omstandigheden die zij aanvoerde waren onder andere de ziekte van een van de leden van de maatschap en de uitbraak van de klassieke vogelpest. Het College oordeelde echter dat de aangevoerde omstandigheden niet als overmacht konden worden aangemerkt, omdat de appellante tijdig voorzorgsmaatregelen had kunnen nemen. Het College concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen grond was voor een belangenafweging door de verweerder.
Het College verklaarde het beroep van de appellante ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van aanvragen en de strikte toepassing van de regelgeving omtrent subsidies in de agrarische sector.